22697 |
zang |
zang:
10, 13
zank (L329p Roermond),
vgl. pag. 92: gezang, niet gebr.; men zegt zank.
zank (L329p Roermond)
|
Gezang. || Zang: zang.
III-3-2
|
33101 |
zang, bussel gelezen aren |
zang:
zaŋ (L329p Roermond)
|
De bussel die de arenlezers bijeenbrengen. Vergelijk het lemma ''bussel geharkte aren'' (5.2.3). In het westen van de Kempen wordt opgemerkt dat dergelijke zangen vooral bij het lezen van hennep worden gemaakt. In het Noord-Truierlands worden de zangen niet gebonden, maar los verzameld. Godsschel, naar Jongeneel 1884, is een metafoor naar de vorm van de altaarbel. [N 15, 36; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-4
|
24283 |
zanglijster, lijster |
lijster:
(zang)liester (L329p Roermond),
līēster (L329p Roermond),
zanglijster:
(zang)liester (L329p Roermond)
|
lijster || zanglijster
III-4-1
|
21403 |
zaniken, zeuren |
zaniken:
zanike (L329p Roermond),
zeveren:
zeivere (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond,
L329p Roermond),
zeivərə (L329p Roermond, ...
L329p Roermond)
|
langdurig of telkens op dezelfde toon of lastige manier over iets spreken, bijv. om zich te beklagen [zeuren, zaniken, zemelen, nijnaaien, merelen, nosteren, memmen, melken, naaien, moesjanken] [N 87 (1981)] || steeds over een vervelende wijze over iets spreken [semmelen, zeveren, zagen, zemelen, zeuren, zaniken] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
24938 |
zavel, lichte klei |
zavel:
zavel (L329p Roermond, ...
L329p Roermond)
|
zand met klei, beekbezinking [zavel] [N 81 (1980)] || zand met kwarts, gele, bruine of grijze aarde [zavel] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20164 |
zedelijk slecht meisje |
fluit:
fluit (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
slet:
sjlét (L329p Roermond)
|
een zedelijk slecht meisje [wiender, loeder, loopster, kit, duivin, lellebel, sloerie, wats, flauwtoet] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
23614 |
zedenpreek |
zedenpreek:
zedepraek (L329p Roermond)
|
Een zedenpreek, vermanende zedenles, sermoen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18972 |
zedig |
eerbaar:
zedig niet gebr.
eerbaar (L329p Roermond),
ingenomen:
ingənaomə (L329p Roermond),
modest:
modés (L329p Roermond),
stemmig:
zedig niet gebr.
sjtummig (L329p Roermond),
zedig:
zedig (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
zeedig (L329p Roermond)
|
zedig || Zedig. [N 96D (1989)] || zich strikt houdend binnen de grenzen van het zedelijk geoorloofde [stil, zedig] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-3
|
23957 |
zedigheid |
zedigheid:
zedigheid (L329p Roermond)
|
Zedigheid. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19560 |
zeef |
zeef:
zeef (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond),
zij:
Doot de melk door de ziej
zie:j (L329p Roermond),
zijtje:
ie lang
zieke (L329p Roermond)
|
fijne zeef || zeef in het algemeen [N 20 (zj)]
III-2-1
|