23282 |
trappist |
trappist:
trappis (L329p Roermond)
|
Een Trappist [Latrap]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19379 |
traproede |
traproede:
traprooj (L329p Roermond)
|
traproede
III-2-1
|
19463 |
trede |
trede:
trē̜ (L329p Roermond)
|
De ijzeren opstapper die bij de huifkar aan een van de berries is opgehangen. Bij het rijtuig maakt de trede deel uit van de bak. [N 17, 39; N G, 59d; monogr.]
I-13
|
21161 |
trein |
trein:
treen (L329p Roermond),
trein (L329p Roermond),
treīn (L329p Roermond)
|
een reeks spoorwagens die door een locomotief tegelijk worden voortgetrokken [trein, vapeur, avapeur] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19292 |
treiteren |
judassen:
joedasse (L329p Roermond),
jōē:dasse (L329p Roermond),
kwellen:
kwelle (L329p Roermond),
plagen:
plao:ge (L329p Roermond),
plaogə (L329p Roermond),
tempteren:
ta:mte:re (L329p Roermond),
transeneren:
tra:nsene:re (L329p Roermond),
treiteren:
trae:tere (L329p Roermond)
|
judassen || lichamelijk of geestelijk leed veroorzaken [plagen, kwellen] [N 85 (1981)] || plagen || plagen, treiteren || tempteren || treiteren
III-1-4
|
19286 |
treiterkop |
geniepige, een -:
geniepige (L329p Roermond),
neetoor:
neet oor (L329p Roermond),
neetoo:r (L329p Roermond),
stiekeme, een -:
sjtiekeme (L329p Roermond)
|
iemand die in het geniep, stiekem plaagt [neetoor] [N 85 (1981)] || valsaard
III-1-4
|
20485 |
trek, eetlust |
appetijt:
appetiet (L329p Roermond),
appetīēt (L329p Roermond),
àppətĭĕt (L329p Roermond),
goesting:
goesting (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
honger:
hònger (L329p Roermond),
zin:
zin (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
zinne (L329p Roermond, ...
L329p Roermond)
|
trek; Hoe noemt U: Zin in eten (trek, appertijt, appetijt, goesting, kop) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
33955 |
trekhaken, -ogen |
haken:
%%enkelvoud%%
hǭk (L329p Roermond),
ogen:
ǫu̯gǝ (L329p Roermond),
trekhaken:
trękhø̜̄k (L329p Roermond)
|
IJzeren haken of ogen die aan de voorkant van het haam aan de haamijzers of treiten bevestigd zijn, op elke haamspaan een. Aan die haken of ogen worden de strengen bevestigd waarmee het paard trekt. Er zijn hamen met ogen, dan hebben de strengen aan het uiteinde haken, heeft het haam daarentegen haken, dan zijn de strengen aan het uiteinde van ogen voorzien. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 6a en 6b; N 36, 12]
I-10
|
22743 |
trekharmonica |
accordeon:
accordeon (L329p Roermond),
harmonica:
harmonica (L329p Roermond),
monica:
monəka: (L329p Roermond, ...
L329p Roermond)
|
Harmonika: harmonika. || Hoe noemt men in uw dialect de trekharmonica of accordeon? Het gaat om de meest gebruikte benaming, niet om grappige namen. [DC 52 (1977)] || Moneka*: accordeon.
III-3-2
|
17898 |
trekken |
trekken:
trekke (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
trēkke (L329p Roermond)
|
Trekken: een kracht op iets uitoefenen om het te doen bewegen in de richting naar zich toe (trekken, tij(g)en). [N 84 (1981)]
III-1-2
|