e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Rummen

Overzicht

Gevonden: 1189
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
te licht in de rug te licht: tǝ lext (Rummen), te licht in de rug: tǝ lext ęn dǝ røx (Rummen), te licht van voor: tǝ lext ˲va vø̄i̯r (Rummen) Als men teveel achteraan in de kar laadt, kan het paard de kar moeilijker trekken, omdat door het gewicht van de lading de bruikriem omhoogdrukt. Hierdoor kan de kar de neiging hebben om te wippen (zie ook voor het lemma de kar wipt. [N 17, 96 + 99] I-13
teelballen, testes ballen: balǝ (Rummen), kloten: klūǝtǝ (Rummen) [JG 1b; N 8, 36, 37a, 37b, 37c en 38] I-9
teellid piet: pit (Rummen) Penis of roede. [JG 1a, 1b; N 8, 36, 37a en 37b] I-9
teentreder teentreder: tiǝntrɛ̄i̯ǝr (Rummen) Paard met naar binnen gedraaide hoeven, waarvan het het voorste deel eerst op de grond zet, omdat een achterpees lam is; daardoor heeft het geen vlotte gang. [N 8, 84b] I-9
tegelijkertijd galopperen en draven klawieteren: klawitǝrǝ (Rummen  [(snel lopen met de vier poten tegelijkertijd)]  ) Gelijktijdig galopperen en draven, bijv. met de voorpoten galopperen en met de achterbenen draven, ofwel afwisselend draven en galopperen. De correspondenten kennen hiervoor weinig specifieke woorden: enkel fetteren en springen. Er komen wel een aantal klanknabootsende woorden voor in de betekenis "snel, wild lopen". [N 8, 20, 81c en 81e] I-9
tepel dem: døm (Rummen) Deem, speen, borst. [A 30, 6e; L 49, 6e; N 8, 39a, 39b en 40] I-9
tepel, tet mem: mɛm (Rummen), tet: tęt (Rummen) Het afzonderlijk melkgevend orgaan van het varken of de tepel. [N 19, 19a; JG 1a, 1b; L 49, 6d; A 30, 6d; G 1, 6d; monogr.] I-12
terugvliegen teruggaan: tǝrøx˲gōn (Rummen) Terugvliegen of terugslaan naar de korf, gezegd van de zwermende bijen. Dit doen de bijen, als blijkt dat de moer niet meegevlogen is. [N 63, 31c] II-6
tetveulen tetveulen: tɛt˲vø̜i̯lǝ (Rummen) Veulen dat nog gezoogd wordt. Een tetveulen is ouder dan een zuigeling en kan verkocht worden. [JG 1a, 1b; N 8, 2] I-9
tiend belasting: ps. niet omgespeld!  bəlastingə (Rummen), contributie: ps. omgespeld volgens Frings.  koͅntrəbysə (Rummen) tiende: Datgene wat, in natura of geld, aan de belasting moet worden afgestaan van de opbrengst van het land [de tiend?] [N 21 (1963)] III-3-1