34633 |
te licht in de rug |
te licht:
tǝ lext (P107a Rummen),
te licht in de rug:
tǝ lext ęn dǝ røx (P107a Rummen),
te licht van voor:
tǝ lext ˲va vø̄i̯r (P107a Rummen)
|
Als men teveel achteraan in de kar laadt, kan het paard de kar moeilijker trekken, omdat door het gewicht van de lading de bruikriem omhoogdrukt. Hierdoor kan de kar de neiging hebben om te wippen (zie ook voor het lemma de kar wipt. [N 17, 96 + 99]
I-13
|
33793 |
teelballen, testes |
ballen:
balǝ (P107a Rummen),
kloten:
klūǝtǝ (P107a Rummen)
|
[JG 1b; N 8, 36, 37a, 37b, 37c en 38]
I-9
|
33791 |
teellid |
piet:
pit (P107a Rummen)
|
Penis of roede. [JG 1a, 1b; N 8, 36, 37a en 37b]
I-9
|
33835 |
teentreder |
teentreder:
tiǝntrɛ̄i̯ǝr (P107a Rummen)
|
Paard met naar binnen gedraaide hoeven, waarvan het het voorste deel eerst op de grond zet, omdat een achterpees lam is; daardoor heeft het geen vlotte gang. [N 8, 84b]
I-9
|
33850 |
tegelijkertijd galopperen en draven |
klawieteren:
klawitǝrǝ (P107a Rummen
[(snel lopen met de vier poten tegelijkertijd)]
)
|
Gelijktijdig galopperen en draven, bijv. met de voorpoten galopperen en met de achterbenen draven, ofwel afwisselend draven en galopperen. De correspondenten kennen hiervoor weinig specifieke woorden: enkel fetteren en springen. Er komen wel een aantal klanknabootsende woorden voor in de betekenis "snel, wild lopen". [N 8, 20, 81c en 81e]
I-9
|
17632 |
tepel |
dem:
døm (P107a Rummen)
|
Deem, speen, borst. [A 30, 6e; L 49, 6e; N 8, 39a, 39b en 40]
I-9
|
34320 |
tepel, tet |
mem:
mɛm (P107a Rummen),
tet:
tęt (P107a Rummen)
|
Het afzonderlijk melkgevend orgaan van het varken of de tepel. [N 19, 19a; JG 1a, 1b; L 49, 6d; A 30, 6d; G 1, 6d; monogr.]
I-12
|
28515 |
terugvliegen |
teruggaan:
tǝrøx˲gōn (P107a Rummen)
|
Terugvliegen of terugslaan naar de korf, gezegd van de zwermende bijen. Dit doen de bijen, als blijkt dat de moer niet meegevlogen is. [N 63, 31c]
II-6
|
33760 |
tetveulen |
tetveulen:
tɛt˲vø̜i̯lǝ (P107a Rummen)
|
Veulen dat nog gezoogd wordt. Een tetveulen is ouder dan een zuigeling en kan verkocht worden. [JG 1a, 1b; N 8, 2]
I-9
|
21379 |
tiend |
belasting:
ps. niet omgespeld!
bəlastingə (P107a Rummen),
contributie:
ps. omgespeld volgens Frings.
koͅntrəbysə (P107a Rummen)
|
tiende: Datgene wat, in natura of geld, aan de belasting moet worden afgestaan van de opbrengst van het land [de tiend?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|