23976 |
bestialiteit |
verkeerde, een ~:
inne verkieèrden (Q098p Schimmert)
|
Bestialiteit, geslachtsomgang met wezens van een andere natuur. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
33607 |
besvrucht, algemeen |
beer:
beere (Q098p Schimmert),
bes:
WLD
’n bĕs (Q098p Schimmert),
wiemer:
wiemere (Q098p Schimmert, ...
Q098p Schimmert)
|
Een vlezige sapige vrucht die aan een struik groeit (bes, bizzem, bezie, beer, bees, bezing, baaie). [N 82 (1981)] || Hoe noemt u: een bes in het algemeen (uitspraak!) (bes, bees, bezie, bezing, bissem) [N 72 (1975)]
I-7
|
21471 |
betalen |
betalen:
betale (Q098p Schimmert),
over de brug komen:
ps. letterlijk overgenomen (dus niet(s) omgespeld!).
euver de brŭk kômme (Q098p Schimmert),
uitbetalen:
Opm. zo wordt het ook genoemd.
oetbetale (Q098p Schimmert)
|
Betalen, over de brug komen [afschieten?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21875 |
betaling |
koop:
de kŏŭp (Q098p Schimmert)
|
de betaling voor bijv. geleverde goederen [paai] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18845 |
beteuterd |
beschaamd:
beschämd (Q098p Schimmert),
beteuterd:
beteuterd (Q098p Schimmert),
sip:
sip (Q098p Schimmert),
sip kieke (Q098p Schimmert),
suf:
suf (Q098p Schimmert),
van streek:
van schtrēēk zin (Q098p Schimmert),
van sjtreek zin (Q098p Schimmert)
|
beteuterd [SGV (1914)] || op zijn neus kijkend, erg teleurgesteld zijnd [sip, arig, dreuig, vernepen, suf, onnozel, bedonderd] [N 85 (1981)] || van zijn stuk gebracht, van streek [bedonderd, beteuterd] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
27448 |
beton |
beton:
bǝton (Q098p Schimmert)
|
Een mengsel van cementspecie met een grove toeslag, bijv. grind, steenslag of bims, dat in bepaalde verhouding onder toevoeging van water wordt gemengd en tot een steenachtige massa verhardt. Een betonmengsel van één deel cement, twee delen zand en drie delen kiezel werd in L 321 een 'missing' ('meseŋ'), van 'missen' ø̄mengenø̄, genoemd. [N 30, 47a; N 30, 50; monogr.]
II-9
|
30045 |
betonijzer |
betonijzer:
[beton]īzǝr (Q098p Schimmert)
|
Metalen staven die in het beton worden aangebracht. Beton dat op deze wijze is versterkt, kan beter de erop uitgeoefende buig- en trekspanningen opnemen. De afzonderlijke staven van betonijzer noemde men in Q 83 'ijzers' ('ęjzǝrs'). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(beton)-' het lemma 'Beton'. [N 30, 51b]
II-9
|
30047 |
betonmolen |
betonmolen:
[beton]mø̄lǝ (Q098p Schimmert)
|
Toestel dat wordt gebruikt bij het aanmaken van met name grote hoeveelheden betonspecie. De betonmolen bestaat uit een peer- of cilindervormige mengtrommel met een nuttige inhoud van 50 tot 1000 liter die door een een elektromotor of een verbrandingsmotor wordt aangedreven. In de mengtrommel zijn schoepen aangebracht die tijdens het ronddraaien van de trommel de betonspecie mengen. Boven de molen is een waterreservoir geplaatst waaruit de vereiste hoeveelheid water automatisch aan het mengsel wordt toegevoegd. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(beton)-' het lemma 'Beton'. [N 30, 50; monogr.]
II-9
|
30040 |
betonzand |
betonkiezel:
bǝtonkizǝl (Q098p Schimmert)
|
Grove, kiezelachtige zandsoort die wordt gebruikt bij de bereiding van beton. 'Maaszand' was volgens de invuller uit L 316 een grove zandsoort. Zie ook het lemma 'Metselzand'. [N 30, 48]
II-9
|
21516 |
betrappen |
betrappen:
betrappe (Q098p Schimmert),
traperen (<fr.):
trâppere (Q098p Schimmert)
|
een dief bij het stelen verrassen [betrappen, attraperen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|