23734 |
afraffelen |
afraffelen:
aafraffele (Q032p Schinnen)
|
(te) snel bidden, een gebed afraffelen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
19872 |
afrikaantje |
afrikaantje:
afrikaantje (Q032p Schinnen)
|
Afrikaantje (tagetes patula). De bladeren zijn samengesteld en tevens ovaal. De bloemkorfjes staan op zeer verdikte stelen. Het zijn lage plantjes, welke vaak gebruikt worden voor randen en mozaïek-perken. De bloemen zijn donkergeel, meest met bruin gekle [DC 54 (1979)]
III-2-1
|
21158 |
afrit |
afrit:
aafrit (Q032p Schinnen),
afrit (Q032p Schinnen)
|
een hellende weg waarlangs men een brug, een dijk enz. kan verlaten (afrit, afging, afrij) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
25089 |
afscheuren, afritsen |
afritsen:
aafritsen (Q032p Schinnen)
|
afscheuren [rippen, afritsen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
30599 |
afschilderverf |
lakverf:
lak˲[verf] (Q032p Schinnen)
|
Algemene benaming voor verf waarmee wordt afgeschilderd. De verflaag die op deze wijze wordt verkregen, wordt in Q 71 'eindlaag' ('ęjntlǭx') genoemd. Bij buitenschilderwerk wordt als afschilderverf meestal glanzende loodwitverf maar ook wel Japanlak gebruikt, bij binnenschilderwerk daarentegen glanzende of matte zinkwitverf of Japanlak (Zwiers I, pag. 23). [N 67, 19a]
II-9
|
25803 |
afschuimen |
afschuimen:
āfšȳmǝ (Q032p Schinnen)
|
De gist afscheppen met behulp van een schuimlepel. [N 35, 69; N 35, 71]
II-2
|
33485 |
afslaan, van noten |
houwen:
neut houwə (Q032p Schinnen),
slaan:
eigen spellingsysteem
sjlooën (Q032p Schinnen),
WLD
sjloan (Q032p Schinnen)
|
Noten afslaan (boeken, beuken slaan, rammelen, sloesteren). [N 82 (1981)]
I-7
|
30671 |
afsteekmes |
steekmes:
štē̜kmɛts (Q032p Schinnen)
|
Werktuig voor het verwijderen van kalk- of waterverflagen en van opgeloste of afgebrande verflagen. Het vertoont dezelfde vorm als het plamuurmes, maar heeft een stugger blad. In Q 121 werd als afsteekmes een 'afgesleten spachtelmes' ('āfjǝšlē̜sǝ špaxtǝlm'ts') gebruikt. [N 67, 54c]
II-9
|
30791 |
afstoppen |
stoppen:
štǫpǝ (Q032p Schinnen)
|
Een ruit met behulp van stopverf in de sponning vastzetten. [N 67, 90e]
II-9
|
29030 |
aftekenen met krijt |
krijten:
krītǝ (Q032p Schinnen)
|
In verband met het passen de kledingstukken aftekenen met krijt. [N 59, 75; N 59, 74]
II-7
|