21032 |
rijzen |
gaan:
gǭn (Q030p Schinveld),
opgaan:
opgǭn (Q030p Schinveld)
|
[N 29, 25b; monogr.]
II-1
|
33582 |
ringen, randen verwijderen van peulvruchten |
ringen:
rengen (Q030p Schinveld),
rènge (Q030p Schinveld)
|
[N Q (1966)] [SGV (1914)]
I-7
|
22865 |
ringrijden, ringsteken |
ringsteken:
rinkstêke(n) (Q030p Schinveld)
|
ringsteken [SGV (1914)]
III-3-2
|
21214 |
riool |
riool:
riōal (Q030p Schinveld)
|
riool [SGV (1914)]
III-3-1
|
21200 |
rit |
rit:
rit (Q030p Schinveld)
|
rit [SGV (1914)]
III-3-1
|
25039 |
ritselen |
ritselen:
ritsele(n) (Q030p Schinveld),
roespelen:
rŏĕspele(n) (Q030p Schinveld)
|
ritselen [SGV (1914)]
III-4-4
|
18058 |
rochelen |
rochelen:
raochele (Q030p Schinveld),
rŏchele (Q030p Schinveld)
|
rochelen [SGV (1914)] || rochelen [klieke, kwalsteren, kwaaieren] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
33478 |
rode aalbes |
wiember:
wumber (Q030p Schinveld),
wiemberen:
aalbessen
wimbere (Q030p Schinveld)
|
aalbes [SGV (1914)]
I-7
|
33231 |
rode biet |
karoot:
karōt (Q030p Schinveld)
|
Beta vulgaris L. var. rubra L. Deze bietensoort hoort eigenlijk onder de groenten uit de moestuin, en daardoor in de aflevering over de boerderij en het erf, maar is toch hier ondergebracht vanwege "lexicale nabijheid" met biet, kroot. De knollen met een doorsnee van 8-10 cm worden gekookt en warm of koud als salade gegeten. De knollen en het kookvocht hebben een felle donkerpaarse kleur. [A 4, 26d; A 13, 2a; A 49, 1b; L 20, 26d; monogr.]
I-5
|
20655 |
rode kool |
kappes:
kappes (Q030p Schinveld),
rode kappes:
rood kappes (Q030p Schinveld),
rood:
rood (Q030p Schinveld),
rood moes:
rood moos (Q030p Schinveld)
|
Rode kool (als plant of gewas) [DC 27 (1955)], [N Q (1966)] || rode kool als gerecht [N Q (1966)]
I-7, III-2-3
|