21882 |
meevaller |
bijvalletje:
beej-vèlke (L266p Sevenum),
beejvelke (L266p Sevenum)
|
een voordeel dat bij toeval verkregen wordt [trek, roef, roefel, brentje, hasard, bijval] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
22458 |
mei |
mei:
mei (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
De tak, struik of vlag die geplaatst wordt op huizen in aanbouw. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22452 |
meiboom |
mei:
męj (L266p Sevenum),
meiboom:
meiboeem (L266p Sevenum),
meiboem (L266p Sevenum)
|
De omstreeks 1 mei op het dorpsplein opgerichte boom die, met linten en kransen versierd, het middelpunt van allerlei volksvermaken vormde [meiboom]. [N 88 (1982)] || Versierde tak, kleine boom of vlag die op de nok van een onderdak gebracht huis wordt geplaatst. [N 88, 183; monogr.]
II-9, III-3-2
|
33337 |
meid, dienstmeid |
dienstbode:
dinstbōi̯ (L266p Sevenum),
maagd:
max (L266p Sevenum),
maxt (L266p Sevenum),
meid:
mɛi̯t (L266p Sevenum)
|
Meid is een noordelijke vorm, een samentrekking uit maged, maagd. Kok en keukense slaan op de keukenmeid. Dienstbode is een expansie uit de (Noord-)Nederlandse standaardtaal. [L 1, a-m; L 1u, 156; L 38, 10; RND 118; R 12, 30; S 6 en 23; Wi 6; monogr.]
I-6
|
24331 |
meikever |
meikever:
ee = ee/?
meikeever (L266p Sevenum),
WLD
mei-kever (L266p Sevenum),
meikaever (L266p Sevenum)
|
Hoe noemt u de meikever: een soort kever, 24-30mm lang; met dekschild, de poten en sprieten zijn bruinrood, de kop en het borststuk zwart met op de onderzijde een dichte witte beharing; de buiksegmenten zijn zwart met aan elke zijde een opvallende, helwit [N 83 (1981)] || meikever [SGV (1914)]
III-4-2
|
33553 |
meiraap |
reube:
WLD
reube (L266p Sevenum),
rēube (L266p Sevenum)
|
De meiraap, een vroege variëteit van de raap (meiraap, tolletje, knolletje, kelen, raap). [N 82 (1981)]
I-7
|
20309 |
meisje |
maagdje:
megje (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum,
L266p Sevenum),
meidje:
madje (L266p Sevenum),
klein meisje
madje (L266p Sevenum)
|
(meisje;) Zijn er verschillende namen voor kinderen van verschillende leeftijden? [DC 05 (1937)] || meisje [SGV (1914)] || meisje; (Zijn er verschillende namen voor kinderen van verschillende leeftijden?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20366 |
meisje met wie een jongen verkering heeft |
maagdje:
megje (L266p Sevenum),
⁄t megje (L266p Sevenum),
meid:
meid (L266p Sevenum),
mien meid
meid (L266p Sevenum)
|
het meisje met wie men verkering heeft [parmeteit, meid, fem, frul, caprice] [N 87 (1981)] || Hoe noemt men het meisje met wie men verkeering heeft? (Hoe noemt men haar, wanneer men met haar verloofd is?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20381 |
meisje met wie men verloofd is |
aanstaande:
aanstonde (L266p Sevenum),
anstande (L266p Sevenum),
meid:
meid (L266p Sevenum)
|
Hoe noemt men haar, wanneer men met haar verloofd is? (Hoe noemt men het meisje met wie men verkeering heeft?) [DC 05 (1937)] || verloofde [vrouwelijk] [fem, frul, caprice] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
18622 |
meisjesmuts met afhangende strook |
kapmuts:
kapmuts (L266p Sevenum)
|
meisjesmuts die nauw om het hoofd sluit en met een strook afhangt tot op de schouders [kaaper, kappelin, kapmöts] [N 25 (1964)]
III-1-3
|