25008 |
hoek (tussen twee lijnen) |
hoek:
(ek).
hoek (Q116p Simpelveld)
|
hoek [SGV (1914)]
III-4-4
|
22871 |
hoekschop |
corner (eng.):
Karte 168.
kornər (Q116p Simpelveld)
|
Eckball.
III-3-2
|
22358 |
hoepel |
reep:
reef (Q116p Simpelveld),
ring:
rink (Q116p Simpelveld)
|
hoepel [SGV (1914)]
III-3-2
|
22359 |
hoepelen |
repen:
reefe (Q116p Simpelveld),
ringen:
ringe (Q116p Simpelveld)
|
2. Hoepelen. || hoepelen [SGV (1914)]
III-3-2
|
18017 |
hoest |
hoest:
hŏŏs (Q116p Simpelveld),
snop:
sjnŏŏp (Q116p Simpelveld)
|
hoest [SGV (1914)]
III-1-2
|
31168 |
holpijp |
holpijp:
hǫlpīp (Q116p Simpelveld)
|
Stalen staafje dat van onderen in een scherp gerand kokertje uitloopt. De holpijp wordt gebruikt om gaten te maken in dun plaatmateriaal. Men slaat er een plaatje van een bepaalde (vaak ronde) vorm mee uit. Zie ook afb. 135 en het lemma "holpijpje" in Wld II.10, pag. 30. Het betreft daar een vergelijkbaar werktuig voor het maken van gaatjes in leer. [N 33, 326; N 64, 73]
II-11
|
24324 |
hommel |
hommel:
hoemel (Q116p Simpelveld),
WBD/WLD
hoeməl (Q116p Simpelveld)
|
Hoe noemt u een soort bij: groot, breed gebouwd en meestal kleurig behaard (bruinrood of geel) (hommel) [N 83 (1981)] || hommel [SGV (1914)]
III-4-2
|
20524 |
homp brood |
homp:
hómp (Q116p Simpelveld),
korst:
koeəsj (Q116p Simpelveld)
|
homp; Hoe noemt U: Een dik stuk brood (homp, fomp, facht, hoft, knods, knoft, kreeuw) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19784 |
hond |
hond:
ho.nt (Q116p Simpelveld),
ho.ŋk (Q116p Simpelveld),
hŏŏnk (Q116p Simpelveld)
|
hond [SGV (1914)]
III-2-1
|
21043 |
honing |
honig:
honex (Q116p Simpelveld),
hunex (Q116p Simpelveld)
|
Produkt door de bijen uit bloemvocht of nectar bereid en afgezet in de cellen van de raten. Honing is een zoete stof die door mensen als voedingsmiddel wordt gebruikt. [N 63, 43b; N 63, 111; L 1a-m; L 35, 105; S 14; S 38, JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 128; A 9, 8; monogr.]
II-6
|