e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q020p plaats=Sittard

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rafel rafel: raofel (Sittard), vetsel: vetzel (Sittard), vezel: Zie ook vetzel.  veezel (Sittard) rafel || vezel || vezel, rafel III-1-3
rafelen rafelen: raofele (Sittard), ruffele (Sittard), Of raofele.  ruffele (Sittard), Zie ook ruffele.  raofele (Sittard), ruffelen: røfǝlǝ (Sittard), uitrafelen: oetraofele (Sittard), vetselen: vetzele (Sittard) aan de rand uiteenvallen in afzonderlijke draden, het loslaten van draden, gezegd van weefsel [rafelen, raffelen, reffelen, riefelen] [N 86 (1981)] || rafelen [SGV (1914)] || rafelen, vezelen || uiteenrafelen || Uitvezelen van stof. [N 59, 188; N 62, 45a; MW; S 29; monogr.] II-7, III-1-3
ragebol luiwagen: luiwage (Sittard), ragebol: eigen spellingsysteem  ragebol (Sittard), idiosyncr.  ragebol (Sittard), spinnenborstel: Veldeke  sjpènnebeusjtel (Sittard), spinnenjager: schpennejaeger (Sittard), sjpènnejaeger (Sittard), sjpénnejaeger (Sittard, ... ), deze veegt langs de zoldering  sjpennejaeger (Sittard), vensterborstel: venstərbø&#x0304štəl (Sittard) bezem (met lange steel); inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || raagbol [SGV (1914)] || ragebol || ragebol, bolvormige borstel waarmee spinnewebben worden verwijderd [N 26 (1964)] III-2-1
rails rails (<eng.): ralsjs (Sittard) de staven waarop een trein loopt [rails, riels, riggels] [N 90 (1982)] III-3-1
raket rattekruid: idiosyncr.  rattekroet (Sittard) Gewone raket (sisymbrium officinale 30 tot 70 cm groot. De stengels zijn behaard, de zijtakken groeien afstaand; de bladeren zijn diep ingesneden en gedeeltelijk spiesvormig met 2 slippen aan de voet, de bladeren zijn kort behaard; de bloemen zijn klein [N 92 (1982)] III-4-3
ramen lappen ruiten wassen: roete waesje (Sittard), roete wesje (Sittard), vensteren wassen: vinstere waesje (Sittard), vensterwassen: finsterwesje (Sittard), vinsterwessche (Sittard) Ramen schoonmaken met behulp van spons en zeem (zemen, lappen, kuisen) [N 79 (1979)] || ramen zemen [DC 15 (1947)] III-2-1
rammelaar rabbel: rabbel (Sittard), rabbelaar: rabbelaer (Sittard), rabbelaartje: Ich höb dich e sjoon raebelaerke veur t kenjt mitgebrach: ik heb een mooi rammelaartje voor het kindje meegebracht.  rabbelaerke (Sittard), rabbeltje: rebbelke (Sittard), Sing, sing, mie rebbelke,  rebbelke (Sittard), rammelaar: rammelaer (Sittard, ... ), 2. Knuppel.  remmelaer (Sittard) 1. Rammelaar, kinderbel. || 1. Rammelaar. || Het speeltuig voor heel jonge kinderen, dat bestaat uit een holle bol met een handvat waarin zich één of meer losse balletjes bevinden [rammelaar, rammel, klater]. [N 88 (1982)] || Rammelaar. || Rammelaartje. III-3-2
rammelen rammelen: rammele (Sittard, ... ) een onwelluidende, trillende klank voortbrengen, gezegd van loszittende voorwerpen die in beweging gebracht worden [rammelen, rotelen] [N 91 (1982)] || rammelen III-4-4
rammelkar schokkelkar: šokǝlkar (Sittard) Kar die veel lawaai maakt. [N 17, 92] I-13
rand van een hoed luif: luif (Sittard), rand: randj (Sittard) luifel, overstekende rand van een hoed [N 25 (1964)] III-1-3