e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q020p plaats=Sittard

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wendakkerhoeken hoeken: hø̜ ̝i̯k (Sittard), hǫu̯k (Sittard), oordeinden: ǭrt˱ęnjǝ (Sittard), de volgende opgaven zijn enkelvoud  [oord]˱ęnj (Sittard) Bij het ploegen van de keerstrook of wendakker blijft, behalve als men na elke voor bij het keren de ploeg terugtrekt en aan de kant inzet, aan beide zijden van de wendakker een vierkant of rechthoekig keerstrookje over, dat thans vaak onbewerkt blijft, maar vroeger veelal met de schop (soms met de riek) werd omgewerkt. Een enkele keer diende het voor een ander gewas dan op de rest van de akker verbouwd werd. [N 11, 50b; N 11A, 125c; A 33, 7; N P, 1] I-1
wenkbrauw oogsbrauw: augsbrao (Sittard), ougsbroa (Sittard) wenkbrauw [DC 01 (1931)], [SGV (1914)] III-1-1
wensen wensen: winsje (Sittard), wnschen (du.): wunsje (Sittard) wenschen [SGV (1914)] || wensen III-1-4
wentelteefje verdwenen brood: verweene braod (Sittard), verwenst broodje: verwunsjd breudje (Sittard), wentelteefje: wintjelteefke (Sittard) Wentelteefjes (fleweene brood, fluweele brood, verdwene brood, verwèène brood?) [N 16 (1962)] III-2-3
werk (zn) werk: werk (Sittard) werk; ben je klaar met je -? [DC 03 (1934)] III-3-1
werk (zn.) werk: werk (Sittard, ... ) Eerst uw werk afmaken! [ZND 23 (1937)] || het werken, het arbeiden [foter, werk] [N 89 (1982)] III-3-1
werkbank bank: baŋk (Sittard), hobelbank: hobǝlbaŋk (Sittard) De werkbank of tafel waarop de bolrijs plaatsvindt. [N 29, 35b] || In het algemeen de houten bank waaraan de timmerman het hout bewerkt. Dit type werkbank is doorgaans aan de voorzijde ter hoogte van één van de poten en soms ook aan de zijkant voorzien van een houten bankschroef. Zie ook afb. 113. [N 53, 208a; monogr.] II-1, II-12
werkbankblad bankenblad: baŋkǝblā.t (Sittard) Het werkvlak van de werkbank. Het werkbankblad bestaat uit een dik blok massief hout waarin verschillende vierkante en ronde gaten in zijn aangebracht. Zie ook de lemmata ɛstootblokgatɛ en ɛbankhaakgatɛ.' [N 53, 208c; monogr.] II-12
werkdaagse jas jas voor `s werkeldaags: eine jas veur ⁄t sjwerkeldes (Sittard) werkdagen (mv.) [een jas voor de - ] [SGV (1914)] III-1-3
werkdag werkeldag: eine jas veur ⁄t sjwerkeldes (Sittard), werkeldaagse kleijer (Sittard) door-de-weekse kleren [t s werkendagse dinge, werkdinge] [N 23 (1964)] || werkdagen (mv.) [een jas voor de - ] [SGV (1914)] III-3-1