e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q020p plaats=Sittard

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wilgenteen poot: ideosyncr.  poot (Sittard), vits: wits (Sittard), wĭĕts (Sittard), ideosyncr.  wits (Sittard) De tak, wijg van een wilg (wis, poot, sliet). [N 82 (1981)] || wilgetak, teen III-4-3
willen willen: wille (Sittard, ... ) willen [SGV (1914)] III-1-4
wimpel wimpel: wimpel (Sittard) een lange smalle vlag [wimpel, vleugel] [N 90 (1982)] III-3-1
wimper plimp: plump (Sittard) wimper [DC 01 (1931)] III-1-1
wind scheet: sjeet (Sittard) Wind: ontsnappende darmgassen, een buikwind (scheet, veest, poepje, wind). [N 84 (1981)] III-1-1
wind (alg.) wind: wèndj (Sittard), wénjt (Sittard, ... ), (wénj-winjtje).  wénjt (Sittard) wind [SGV (1914)] III-4-4
winderig weer daar is weer wind: daò is weir wèndj (Sittard), de wind werpt zich op: de wèntj wurp zich op (Sittard), winderig (weer): wènjerig (Sittard, ... ), wénjerig (Sittard), windig (weer): wénjig (Sittard) winderig [SGV (1914)] || winderig weer [zuchtig] [N 22 (1963)] || winderig, gezegd van het weer [zuchtig] [N 81 (1980)] III-4-4
windhoos stoot: eine sjtoejs (Sittard) klein windhoosje, dwarrelig van bladeren en zand [echelstaart, keujmenke] [N 22 (1963)] III-4-4
windmout gerst: gę̄š (Sittard) Groenmout dat onderworpen is aan een inleidend droogproces door middel van buitenlucht. Het mout bevat dan nog tamelijk veel water en kan derhalve moeilijk bewaard worden. Zie de semantische toelichting bij het lemma ''drogen, vooreesten''. Voor het {mout}-gedeelte van de varianten zie men het lemma ''mout''. [N 35, 19] II-2
windroeden witsen: wetsǝ (Sittard) Twijgen die men vastbindt op de naden van de dakschilden om het verwaaien van de dakbedekking tegen te gaan. De bandgaarden werden in L 291 vastgebonden met 'wijden' ('wijǝ') of 'witsen' ('wetsǝ'), in K 353 met 'dekbanden' ('dęk˱banǝ'). In K 316 gebruikte men 'dekgaarden' ('d'k˲gšrǝ') om het stro over de hele lengte van het dak vast te leggen. [N F, 10; N 4A, 34d; monogr.] II-9