e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q020p plaats=Sittard

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
woonwagen woonwagen: woonwaage (Sittard, ... ) De woonwagen van kermisklanten [karrakiekast, brak]. [N 90 (1982)] || Woonwagen. III-3-2
woord woord: woord (Sittard), woərt (Sittard) woord [RND], [SGV (1914)] III-3-1
wormsteek wormsteek: wórmsjteek (Sittard) wormsteek I-7
wormstekig wormstekens: ideosyncr.  wormsjtaekes (Sittard), wormstekes: ideosyncr.  wormsjtaekes (Sittard), wormstekig: ideosyncr.  wormstaekig (Sittard, ... ) Door wormen aangetast, gezegd van fruit (wormstekig, gemaaid, vermaaid, verpielt, meutelig, maaistekig, maaisteek). [N 82 (1981)] I-7, III-2-3
worst saucijs: sesies (Sittard), worst: woosj (Sittard), wōš (Sittard), mv. weusj  wōš (Sittard) saucijs || worst III-2-3
worst maken worst(en) maken: wōš mākǝ (Sittard) De kleinere stukken vlees en vet worden met een vleesmolen, een bijltje of een mes tot kleine stukjes gemaakt, Het vlees wordt eventueel gekruid en dan in de schoongemaakte darm geduwd. Vergelijk ook het lemma ''darmen met worstvlees vullen''. [N 28, 120; monogr.] II-1
worstelen ringen: ringe (Sittard), worstelen: worstele (Sittard), worstelen (Sittard) De tak van krachtsport waarbij het doel is de tegenstander door bepaalde grepen en bewegingen op de grond te werpen [zo dat zijn schouders de grond raken] [worstelen, borstelen]. [N 88 (1982)] || worstelen [SGV (1914)] || Worstelen, strijden. III-3-2
worstenbroodje kerstbroodje: krisbreudje (Sittard), krisbroodje: krisbreutje (Sittard), saucijzenbroodje: sauciesebreudje (Sittard), sesiezebreutje (Sittard), soziezebreudje (Sittard), sòziezebreudje (Sittard), worstenbroodje: woosjtebreutje (Sittard) saucijzebroodje || worstebroodje || Worstebroodje (sezijzebreudje?) [N 16 (1962)] III-2-3
worstvlees en -vet kleinmaken hakken: hakǝ (Sittard) Men kapt of snijdt het vlees met een mes in kleine stukjes of verwerkt het met de vleesmolen. [N 28, 113; monogr.] II-1
wort brouwsel: brušǝl (Sittard), wort: wort (Sittard) De hoofdwort of nawort die in de hopketel met hop enlof bierkruiden gekookt is. Volgens de invuller uit P 180 is deze vloeistof reeds bier dat nog moet gisten. Ook het woordtype "bier" (L 290, L 387, Q 99) duidt hierop. [N 35, 50; monogr.] II-2