e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q020p plaats=Sittard

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
witte muts met sierkrans en afhangende linten krulmuts: krolmutsj (Sittard) muts, grote witte ~ waarop een dikke hoefijzervormige krans met afhangende linten wordt gedragen {afb} [poffer-, kröl-, frul-, knip-, greute muts] [N 25 (1964)] III-1-3
witte narcis paasbloem: idiosyncr.  paosjbloum (Sittard) Witte narcis (narcissus poeticus). De rand der bijkroon is vliezig doorschijnend. De bloeistengel is samengedrukt met twee scherpe randen. De bloemen zijn meestal alleenstaand, de dekslippen zijn sneeuwwit, de bijkroon is geel met rood (tijloos, paasbloem [N 92 (1982)] III-4-3
witte vlekken wild haar: weltj hǭr (Sittard) Kale plekken op de huid. Zij zijn een gevolg van zweren of verwondingen door de druk van zadel en tuig, ook van het toebrengen van slagen. Zie ook het lemma ''gedrukt'' (7.36). [N 8, 90s] I-9
witte waterkers waterkers: wātǝrkātš (Sittard), sisymbrium nasturtium  waaterkaatsj (Sittard) Rorippa nasturtium-aquaticum (L.) Hayek Niet meer zo algemeen voorkomende plant van 10 tot 90 cm hoog met een slappe holle, kantige stengel, die aan de voet vaak kruipend is en daar wortelt. De plant groeit aan sloten en beken en heeft bovenaan de stengels groene vruchtjes in de vorm van 2 cm grote boontjes. De kleine witte bloempjes aan de top van de stengel bloeien van mei tot september. Ook in cultuur als groente. De oude botanische naam ervan is Nasturtium officinale R.Br. [A 51, 39; monogr.] || waterkers I-5, III-4-3
witte waterlelie waterlelie: -  waterlelie (Sittard), ?  waterlelie (Sittard) witte waterlelie [DC 17 (1949)], [N 37 (1971)] III-4-3
witte, buitenlandse bloem patent: patɛnt (Sittard) De bakkwaliteit van bloem gemalen van harde tarwe is beter dan die van bloem ge-malen van zachte tarwe (Schoep blz. 7). Hetzelfde geldt voor de rogge. Omdat in het algemeen de buitenlandse tarwe en rogge harder zijn dan de inlandse, kan men zeggen dat de buitenlandse bloem een betere bakkwaliteit heeft dan de inlandse bloem. [N 29, 15b; N 29, 16] II-1
wittebrood melkweg: mëlkwëk (Sittard), waterwek: waarbij voor het mengen geen melk maar water wordt gebruikt  waaterwëk (Sittard), weg: wèk (Sittard, ... ), wêk (Sittard), wëk (Sittard) Kent uw dialect het woord weg of wig = een wittebrood. A.u.b. ook de dialectvorm van uw plaats opgeven en eventueel de betekenis toelichten. [N 16 (1962)] || melkbrood || wittebrood [SGV (1914)] III-2-3
woede colrig (<fr.): kolaerich (Sittard), gift: gif (Sittard), giftig: giftig (Sittard) hevige boosheid [gift, gif, koleire, woede, horzel, frut] [N 85 (1981)] || woede III-1-4
woeker hasardwinst (<fr.): hasaarwinst (Sittard), woeker: woeker (Sittard) oneerlijk behaalde winst [buit] [N 89 (1982)] || onwettige winst die verkregen is door misbruik te maken van de nood van iemand anders bijv. door te veel rente te vragen [woeker, woekerij, usure] [N 89 (1982)] III-3-1
woelen woelen: wuile (Sittard) Woelen: onrustig heen en weer bewegen (woelen, spollen). [N 84 (1981)] III-1-2