18617 |
witte muts met sierkrans en afhangende linten |
krulmuts:
krolmutsj (Q020p Sittard)
|
muts, grote witte ~ waarop een dikke hoefijzervormige krans met afhangende linten wordt gedragen {afb} [poffer-, kröl-, frul-, knip-, greute muts] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
24642 |
witte narcis |
paasbloem:
idiosyncr.
paosjbloum (Q020p Sittard)
|
Witte narcis (narcissus poeticus). De rand der bijkroon is vliezig doorschijnend. De bloeistengel is samengedrukt met twee scherpe randen. De bloemen zijn meestal alleenstaand, de dekslippen zijn sneeuwwit, de bijkroon is geel met rood (tijloos, paasbloem [N 92 (1982)]
III-4-3
|
33913 |
witte vlekken |
wild haar:
weltj hǭr (Q020p Sittard)
|
Kale plekken op de huid. Zij zijn een gevolg van zweren of verwondingen door de druk van zadel en tuig, ook van het toebrengen van slagen. Zie ook het lemma ''gedrukt'' (7.36). [N 8, 90s]
I-9
|
24884 |
witte waterkers |
waterkers:
wātǝrkātš (Q020p Sittard),
sisymbrium nasturtium
waaterkaatsj (Q020p Sittard)
|
Rorippa nasturtium-aquaticum (L.) Hayek Niet meer zo algemeen voorkomende plant van 10 tot 90 cm hoog met een slappe holle, kantige stengel, die aan de voet vaak kruipend is en daar wortelt. De plant groeit aan sloten en beken en heeft bovenaan de stengels groene vruchtjes in de vorm van 2 cm grote boontjes. De kleine witte bloempjes aan de top van de stengel bloeien van mei tot september. Ook in cultuur als groente. De oude botanische naam ervan is Nasturtium officinale R.Br. [A 51, 39; monogr.] || waterkers
I-5, III-4-3
|
24574 |
witte waterlelie |
waterlelie:
-
waterlelie (Q020p Sittard),
?
waterlelie (Q020p Sittard)
|
witte waterlelie [DC 17 (1949)], [N 37 (1971)]
III-4-3
|
25529 |
witte, buitenlandse bloem |
patent:
patɛnt (Q020p Sittard)
|
De bakkwaliteit van bloem gemalen van harde tarwe is beter dan die van bloem ge-malen van zachte tarwe (Schoep blz. 7). Hetzelfde geldt voor de rogge. Omdat in het algemeen de buitenlandse tarwe en rogge harder zijn dan de inlandse, kan men zeggen dat de buitenlandse bloem een betere bakkwaliteit heeft dan de inlandse bloem. [N 29, 15b; N 29, 16]
II-1
|
20620 |
wittebrood |
melkweg:
mëlkwëk (Q020p Sittard),
waterwek:
waarbij voor het mengen geen melk maar water wordt gebruikt
waaterwëk (Q020p Sittard),
weg:
wèk (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard),
wêk (Q020p Sittard),
wëk (Q020p Sittard)
|
Kent uw dialect het woord weg of wig = een wittebrood. A.u.b. ook de dialectvorm van uw plaats opgeven en eventueel de betekenis toelichten. [N 16 (1962)] || melkbrood || wittebrood [SGV (1914)]
III-2-3
|
18867 |
woede |
colrig (<fr.):
kolaerich (Q020p Sittard),
gift:
gif (Q020p Sittard),
giftig:
giftig (Q020p Sittard)
|
hevige boosheid [gift, gif, koleire, woede, horzel, frut] [N 85 (1981)] || woede
III-1-4
|
21873 |
woeker |
hasardwinst (<fr.):
hasaarwinst (Q020p Sittard),
woeker:
woeker (Q020p Sittard)
|
oneerlijk behaalde winst [buit] [N 89 (1982)] || onwettige winst die verkregen is door misbruik te maken van de nood van iemand anders bijv. door te veel rente te vragen [woeker, woekerij, usure] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
17890 |
woelen |
woelen:
wuile (Q020p Sittard)
|
Woelen: onrustig heen en weer bewegen (woelen, spollen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|