e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q020p plaats=Sittard

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zachtharige bezem borstel: beuschtel (Sittard), keerborstel: kaerbeusjtel (Sittard), plumeau: plumeau (Sittard) bezem, zachtharig, waarmee men binnenshuis stof bijeenveegt (veger) [N 20 (zj)] III-2-1
zadeldak afdak: āf˱dāk (Sittard) Dak in de vorm van twee gelijkhellende, rechthoekige dakschilden, die in de nok samenkomen. [N 4A, 22; N 54, 170b; div.] II-9
zadelmaker haammaker: hāmmę̄kǝr (Sittard) Ambachtsman die zadels, paardetuig en ook ander leerwerk vervaardigt. [monogr.] II-10
zagen zegen: zē̜.gǝ (Sittard), zē̜gǝ (Sittard) In het algemeen werken met een zaag. Zie ook het lemma ɛzagerɛ.' [N 50, 88; N 53, 21a; monogr.] II-12
zagerij zegerij: zē̜.gǝrī. (Sittard) In grotere timmermans- of meubelmakersbedrijven de afdeling waar het machinale zaagwerk wordt gedaan. [N 55, 178c; monogr.] II-12
zak in de onderrok maal: geheten in Stein  maal (Sittard), rokkentas: rokketesj (Sittard), tas: tesj (Sittard), tèsj (Sittard) zak in de onderrok [rokketes, moederkenszak] [N 24 (1964)] III-1-3
zak in kledingstuk tas: tesj (Sittard) tas; zak III-1-3
zak op een schort pooier?: [sic; suggestie bij vraagstelling + informant in kwestie geeft vaker onduidelijke antwoorden]  poojer (Sittard), scholkentas: schjolketes (Sittard) zak op een schort [pooier] [N 24 (1964)] III-1-3
zakdoek koetendoek: grappig bedoeld  koetendouk (Sittard), Zie ook koetentrëkkert, sjnoesplak, tesjeplak, maalplak.  koetendouk (Sittard), koeteneter: koeterieter (Sittard), koetentrekkerd: koetentrëkkert (Sittard), maalplag: Zie ook koetentrëkkert, tesjeplak, sjnoesplak, koetendouk.  maalplak (Sittard), neusdoek: deftig bedoeld  neusdouk (Sittard), snuifplag: sjnoefplak (Sittard, ... ), Zie sjnoesplak.  sjnoefplak (Sittard), snuifsplag: Zie ook koetentrëkkert, en tesjeplak. Den erme sjmit t ewèch en de rieke sjtik t zich in de tesj: de allerarmsten gebruikten vroeger geen zakdoeken.  sjnoesplak (Sittard), tassendoek: tesjedook (Sittard), tassenplag: tesjeplak (Sittard, ... ), Zie ook koetentrëkkert, maalplak, sjoesplak.  tesjeplak (Sittard), zakdoek: zakdouk (Sittard) neusdoek [SGV (1914)] || zakdoek || zakdoek [zakneusdoek, tesneuzik, plak, sjnoefsplak, sjnuutelsplak, seplak, sjnekker] [N 23 (1964)] III-1-3
zakgeld tasgeld: tesjgéltj (Sittard), tassengeld: tesschegeldj (Sittard), tèsjegeldj (Sittard), tesgeld: tesjgeltj (Sittard), tessengeld: tesjegeljt (Sittard), tesschegeldj (Sittard), tèsjegeldj (Sittard), zakgeld: zakgeldj (Sittard, ... ), zondagsgeld: zondigsgeldj (Sittard, ... ), zôndesgeljd (Sittard), ’t zôndesgeljd (Sittard) zakgeld || zakgeld (traktement, pree?) [N 21 (1963)] || zakgeld [traktement, pree?] [N 21 (1963)] III-2-2, III-3-1