19004 |
zich gedragen |
zich benehmen (du.):
benumme, zich (Q020p Sittard),
zich gedragen:
gedraage, zich (Q020p Sittard),
zich voegen:
zich vuige (Q020p Sittard)
|
zich gedragen || zich goed gedragen [zich voegen, zich gevoegen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19319 |
zich heel wat inbeelden; ingebeeld persoon |
allegatie maken:
allegaassie make (Q020p Sittard)
|
zich heel wat inbeeldend, een te hoge mening van zich zelf hebben [veel kak hebben, veil hebben, ophangen, veel gasconnades veil hebben] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19047 |
zich inbeelden |
zich inbeelden:
inbilje, zich (Q020p Sittard)
|
inbeelden, zich [SGV (1914)]
III-1-4
|
18864 |
zich kwaad maken |
uit de slof schieten:
oet de sjlóf sjeite (Q020p Sittard)
|
zich kwaad maken [zich opruien, zich optoornen, uit zijn korf schieten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
34232 |
zich moeilijk laten melken |
vree melken:
vrē mɛlkǝ (Q020p Sittard)
|
Het slechts met moeite gemolken kunnen worden, gezegd van de koe. Er komen in dit lemma verschillende grammaticale categorieën voor. [N 3A, 71]
I-11
|
33844 |
zich over de rug wentelen |
(zich) wentelen:
wenšǝlǝ (Q020p Sittard)
|
Geregeld gaan de paarden op hun rug liggen en slaan met de poten in de lucht. Zij doen dit vooral bij jeuk of buikpijn. [JG 1a, 1b; N 8, 69]
I-9
|
18982 |
zich schamen |
zich generen:
geneiere (Q020p Sittard),
zich schamen:
sjaame, zich (Q020p Sittard)
|
schamen || zich verlegen of onbehaaglijk voelen tengevolge van het besef dat men iets doet of gedaan heeft dat tot oneer of spot strekt, of daar getuige van zijn [zich generen, schieten, sieneren] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
34339 |
zich schuren |
zich schuren:
zex šūrǝ (Q020p Sittard)
|
Zich schuren tegen een paal of boom vanwege de jeuk, gezegd van het varken. [N M, 7]
I-12
|
19247 |
zich vergissen |
mis doen:
misduuje (Q020p Sittard),
mis hebben:
mishöbbe (Q020p Sittard),
zich verdolen:
verdaole, zich (Q020p Sittard),
zich vergeten:
vergaete, zich (Q020p Sittard),
zich vergissen:
vergisse, zich (Q020p Sittard)
|
het mis hebben, zich vergissen [abuis hebben, zijn eigen misgissen] [N 85 (1981)] || zich vergissen
III-1-4
|
18991 |
zich verkneuteren |
spa aan mijn eigen:
sjpas aan mien eige (Q020p Sittard)
|
zich in zijn eentje vrolijk of blij maken [kaoieren] [N 85 (1981)]
III-1-4
|