e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Sittard

Overzicht

Gevonden: 6601

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
adamsappel adamsappel: adamsappel (Sittard, ... ) adamsappel [N 10 (1961)] III-1-1
adder adder: adder (Sittard, ... ) Hoe noemt u een slang met een verlengde hals, een korte gedrongen romp en een korte staart. De snuit heeft een vlakke bovenkant. Het schubbenkleed is zwart of donkergrijs met een zigzagstreep over de rug en een X-teken op de kop. Zijn lengte is tot 70cm ( [N 83 (1981)] || nadder (adder) [SGV (1914)] III-4-2
adem adem: ich koosch geinen oam hoale (Sittard), oam (Sittard) adem [SGV (1914)] || Ik kon niet ademen [ZND 19 (1936)] III-1-1
ademen ademen: aome (Sittard), āōme (Sittard), ademhalen: ich koosch geinen oam hoale (Sittard), oam hoalen (Sittard), asemen: aoseme (Sittard) ademen [N 10a (1961)], [SGV (1914)] || Ik kon niet ademen [ZND 19 (1936)] III-1-1
ader ader: aor (Sittard, ... ), āōr (Sittard), bloudaor (Sittard), de aadere van ziene kop (Sittard), ein aader oapeschnieje (Sittard), oar (Sittard), oare (Sittard) ader [N 10a (1961)], [SGV (1914)] || aderen [SGV (1914)] || de aderen van zijn voorhoofd [ZND 19 (1936)] || een ader opensnijden [ZND 19 (1936)] III-1-1
afdak afdak: aafdaak (Sittard), āāfdāāk (Sittard), schop: sjop (Sittard) afdak [SGV (1914)] III-2-1
afdaken schoppen: šø̜p (Sittard  [(enkelvoud: šǫp)]  ) Rond de ovenmuren gebouwde afdaken als bescherming tegen de regen. [monogr.] II-8
afdingen afpingelen: aaf pingele (Sittard), aafpingele (Sittard, ... ), aftrekken: aaftrekke (Sittard), aaftrèkke (Sittard), aftroggelen: aaftroggele (Sittard), pingelen: pingele (Sittard, ... ) beknibbelen, Op de prijs ~, de prijs omlaag trachten te drukken [afpeekele, afprengelen, afpenkelen, pingelen?] [N 21 (1963)] || proberen minder te moeten betalen dan de gevraagde prijs [afdingen, afpingelen, afpekelen, penkeren, prengelen, pingelen] [N 89 (1982)] III-3-1
afdrager afdrager: af˱drē̜.gǝr (Sittard), aflegger: āflɛqǝr (Sittard) Arbeider die de vormbakken met daarin de vormelingen van de vormtafel naar de droogplaats brengt. Zie ook het lemma ɛneerslagerɛ. In Q 111 werd het werk van de afdragers meestal door vrouwen gedaan.' [N 98, 97; monogr.] || Arbeider die met de klapstoel werkt. [N 98, 86; monogr.] II-8
afgetrokken zeug afgezoken zeug: af˲gǝzōkǝ [zeug] (Sittard) Een door het veelvuldig zogen vermagerde zeug. In vraag N 19, 22 werd gevraagd naar "een zeug die vermagerd is door ...", dus naar een zelfstandig begrip. In dit lemma is de nadruk gelegd op de eigenschap "vermagerd" en is het zelfstandig naamwoord zeug niet gedocumenteerd. Voor de documentatie van de verschillende woordtypen voor "zeug" en de bijbehorende dialectvarianten zie het lemma ''zeug'' (1.2.5). [N 19, 22; monogr.] I-12