18167 |
rafel |
rafel:
raofel (Q020p Sittard),
vetsel:
vetzel (Q020p Sittard),
vezel:
Zie ook vetzel.
veezel (Q020p Sittard)
|
rafel || vezel || vezel, rafel
III-1-3
|
18168 |
rafelen |
rafelen:
raofele (Q020p Sittard),
ruffele (Q020p Sittard),
Of raofele.
ruffele (Q020p Sittard),
Zie ook ruffele.
raofele (Q020p Sittard),
ruffelen:
røfǝlǝ (Q020p Sittard),
uitrafelen:
oetraofele (Q020p Sittard),
vetselen:
vetzele (Q020p Sittard)
|
aan de rand uiteenvallen in afzonderlijke draden, het loslaten van draden, gezegd van weefsel [rafelen, raffelen, reffelen, riefelen] [N 86 (1981)] || rafelen [SGV (1914)] || rafelen, vezelen || uiteenrafelen || Uitvezelen van stof. [N 59, 188; N 62, 45a; MW; S 29; monogr.]
II-7, III-1-3
|
19576 |
ragebol |
luiwagen:
luiwage (Q020p Sittard),
ragebol:
eigen spellingsysteem
ragebol (Q020p Sittard),
idiosyncr.
ragebol (Q020p Sittard),
spinnenborstel:
Veldeke
sjpènnebeusjtel (Q020p Sittard),
spinnenjager:
schpennejaeger (Q020p Sittard),
sjpènnejaeger (Q020p Sittard),
sjpénnejaeger (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard),
deze veegt langs de zoldering
sjpennejaeger (Q020p Sittard),
vensterborstel:
venstərbø̄štəl (Q020p Sittard)
|
bezem (met lange steel); inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || raagbol [SGV (1914)] || ragebol || ragebol, bolvormige borstel waarmee spinnewebben worden verwijderd [N 26 (1964)]
III-2-1
|
21164 |
rails |
rails (<eng.):
ralsjs (Q020p Sittard)
|
de staven waarop een trein loopt [rails, riels, riggels] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24696 |
raket |
rattekruid:
idiosyncr.
rattekroet (Q020p Sittard)
|
Gewone raket (sisymbrium officinale 30 tot 70 cm groot. De stengels zijn behaard, de zijtakken groeien afstaand; de bladeren zijn diep ingesneden en gedeeltelijk spiesvormig met 2 slippen aan de voet, de bladeren zijn kort behaard; de bloemen zijn klein [N 92 (1982)]
III-4-3
|
19433 |
ramen lappen |
ruiten wassen:
roete waesje (Q020p Sittard),
roete wesje (Q020p Sittard),
vensteren wassen:
vinstere waesje (Q020p Sittard),
vensterwassen:
finsterwesje (Q020p Sittard),
vinsterwessche (Q020p Sittard)
|
Ramen schoonmaken met behulp van spons en zeem (zemen, lappen, kuisen) [N 79 (1979)] || ramen zemen [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
19977 |
rammelaar |
rabbel:
rabbel (Q020p Sittard),
rabbelaar:
rabbelaer (Q020p Sittard),
rabbelaartje:
Ich höb dich e sjoon raebelaerke veur t kenjt mitgebrach: ik heb een mooi rammelaartje voor het kindje meegebracht.
rabbelaerke (Q020p Sittard),
rabbeltje:
rebbelke (Q020p Sittard),
Sing, sing, mie rebbelke,
rebbelke (Q020p Sittard),
rammelaar:
rammelaer (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard),
2. Knuppel.
remmelaer (Q020p Sittard)
|
1. Rammelaar, kinderbel. || 1. Rammelaar. || Het speeltuig voor heel jonge kinderen, dat bestaat uit een holle bol met een handvat waarin zich één of meer losse balletjes bevinden [rammelaar, rammel, klater]. [N 88 (1982)] || Rammelaar. || Rammelaartje.
III-3-2
|
20295 |
rammelen |
rammelen:
rammele (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard)
|
een onwelluidende, trillende klank voortbrengen, gezegd van loszittende voorwerpen die in beweging gebracht worden [rammelen, rotelen] [N 91 (1982)] || rammelen
III-4-4
|
34631 |
rammelkar |
schokkelkar:
šokǝlkar (Q020p Sittard)
|
Kar die veel lawaai maakt. [N 17, 92]
I-13
|
18413 |
rand van een hoed |
luif:
luif (Q020p Sittard),
rand:
randj (Q020p Sittard)
|
luifel, overstekende rand van een hoed [N 25 (1964)]
III-1-3
|