17921 |
knellen |
knellen:
knèllö (L378p Stevensweert),
pitsen:
pitse (L378p Stevensweert),
pitsö (L378p Stevensweert)
|
knellen [SGV (1914)] || Knellen: stijf drukken zodat daardoor een striem ontstaat (knellen, knijpen, duwen, wringen, klemmen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24186 |
kneu |
heivink:
heijvink (L378p Stevensweert),
kneu:
kneu (L378p Stevensweert)
|
Hoe heet de kneu? [DC 06 (1938)] || kneu (13,5 wit in vleugel en staart; wilde man heeft in zomer rood voorhoofd en borst; hele jaar hier; veel op trek; broedt in veld en hei; roep [tut-tut-tut]; leuke zang; geliefde kooivogel [N 09 (1961)]
III-4-1
|
21058 |
kneuzen |
blutsen:
blŭtse (L378p Stevensweert),
NCDN
blutsö (L378p Stevensweert)
|
blutsen [SGV (1914)] || Een appel of peer oppervlakkig beschadigen zoda er een zachte plek ontstaat (blutsen, kneuzen, keuzen). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
17677 |
knie |
knie:
knie (L378p Stevensweert),
kniej (L378p Stevensweert, ...
L378p Stevensweert)
|
knie [DC 01 (1931)], [SGV (1914)]
III-1-1
|
17678 |
knieholte |
hees:
hièsə (L378p Stevensweert)
|
knieholte [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
18874 |
kniezen |
kniezen:
Opm. bijv. ei knies ôar. (ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken, omgespeld is het inderdaad een a).
knieze (L378p Stevensweert)
|
kniezen [SGV (1914)]
III-1-4
|
17920 |
knijpen |
knijpen:
kniepe (L378p Stevensweert),
knīēpö (L378p Stevensweert),
nijpen:
niepe (L378p Stevensweert),
pitsen:
pitse (L378p Stevensweert),
pitsö (L378p Stevensweert)
|
knellen [SGV (1914)] || Knellen: stijf drukken zodat daardoor een striem ontstaat (knellen, knijpen, duwen, wringen, klemmen). [N 84 (1981)] || Knijpen: vel of vlees met de vingers samenknijpen; drukken (nijpen, knijpen, pitsen). [N 84 (1981)] || nijpen [SGV (1914)]
III-1-2
|
22363 |
knikker |
marvel:
/
mervele (L378p Stevensweert),
Opm. in gehucht köls, zelden.
mĕrvel (L378p Stevensweert),
meis:
Meisj ist u.E. nichts anderes als eine Kontamination aus Plur. meij (neben maje) und dem benachbarten köls.
meisj [mei̯š} (L378p Stevensweert)
|
knikker [SGV (1914)] || knikkers [SND (2006)] || Murmel.
III-3-2
|
22361 |
knikkeren |
marvelen:
mervele (L378p Stevensweert),
mervelen (L378p Stevensweert),
/
mervele (L378p Stevensweert)
|
knikkeren [SND (2006)] || Lievelingsspel 3. [SND (2006)] || Over het knikkerspel: het knikkeren. [N R (1968)]
III-3-2
|
22364 |
knikkerkuiltje |
kuiltje:
kuulke (L378p Stevensweert),
marvelenkuiltje:
mervelekuulke (L378p Stevensweert)
|
Een holletje in de grond, door de kinderen gebruikt bij het knikkeren? [DC 21 (1952)]
III-3-2
|