id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
34643 | rijtuig | rijtuig: ritȳx (Stevensweert), wagen: wāgǝ (Stevensweert) | Personenvoertuig, waarbij niet de huifkar bedoeld wordt. Gezien het feit dat het hier om zaken gaat die reeds lang verdwenen zijn, is de verwarring rond de dialecttermen groot. Dit lemma is samengesteld uit de antwoorden op algemene vragen als "hoe noemt u een tweewielig rijtuig" die geen betrekking hebben op een specifieke soort. Ook de meer algemene antwoorden die in N 101 bij de vragen naar bepaalde soorten rijtuigen opgegeven werden, zijn hier verwerkt. De veel voorkomende opgaven "koets" en "sjees", de bekendste vier- en tweewielige rijtuigen, zijn in de betreffende lemmata opgenomen. [N 101, 1-14; N G 51; L 1 a-m; L 28, 24; L 36, 70; LA 288; S 18, 30; Wi 16; monogr] I-13 |
17599 | rimpels | rimpels: rumpele, rumpel (Stevensweert), rumpels, rumpel (Stevensweert) | Hoe noemt men de plooien in de huid van een mens ? Bedoelt worden vooral de plooien in het voorhoofd. Wat is hiervan het enkelvoud ? [DC 18 (1950)] III-1-1 |
33582 | ringen, randen verwijderen van peulvruchten | afhalen: aafhaole (Stevensweert), ringen: rengen (Stevensweert), rĕngə (Stevensweert) | [N Q (1966)] [SGV (1914)] [SGV (1914)] I-7 |
24234 | ringmus | boommus: boummøͅsj (Stevensweert), mus: mösj (Stevensweert) | Hoe heet de ringmusch? [DC 06 (1938)] || ringmus (14 bijna gelijk aan de huismus, maar chocoladepetje en -plekje op de wang; broedt meer in hol hout; vaak op trek in flinke troepen [N 09 (1961)] III-4-1 |
22865 | ringrijden, ringsteken | ringsteken: ringstêke (Stevensweert) | ringsteken [SGV (1914)] III-3-2 |
24449 | ringrups | ringeliesje: ringel lièke (Stevensweert), ringrups: ring róps (Stevensweert) | ringelrups, ringrups, kleurig gestreepte rups van de vlinder die zijn eitjes in een ring om de takken van bomen ne heesters legt [N 26 (1964)] III-4-2 |
17669 | ringvinger | ringvinger: ringvingör (Stevensweert) | Ringvinger: de vierde vinger waaraan men gewoonlijk een ring draagt (ringvinger, goudvinger,vingerling, iedekje, pillepoort). [N 84 (1981)] III-1-1 |
18103 | ringworm | ringworm: rinkwoarm (Stevensweert) | Huidziekte in de vorm van een wiel (omloop, Sinte-Katrien, springend vuur, ringelworm). [N 84 (1981)] III-1-2 |
21214 | riool | riool: riool (Stevensweert) | riool [SGV (1914)] III-3-1 |
21200 | rit | rit: rit (Stevensweert) | rit [SGV (1914)] III-3-1 |