e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stevoort

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pasen pasen: pooəsə vielt loɛt (Stevoort) Paschen valt laat. [ZND 34 (1940)] III-3-3
pasgeboren kalf nuchter kalf: nøxtǝr [kalf] (Stevoort) [N 3A, 15 en 20; N C, 6; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
passen mikken: mekǝ (Stevoort), mikke (Stevoort) Een kledingstuk passen om te zien of het goed zit en de juiste maat heeft. [N 59, 73; N 62, 8; L 48, 1; monogr.] || Passen. Wie een nieuwe jas bestelt laat zich de maat nemen en moet later naar de kleermaker om het kledingstuk te gaan ... Welk woord gebruikt uw dialect hier? (fr. essayer) [ZND 48 (1954)] II-7, III-1-3
pastoor pastoor (<lat.): pastu:ər (Stevoort), m  də pəstu:r (Stevoort) pastoor [RND] || Pastoor. [ZND 14 (1926)] III-3-3
pater pater (lat.): poͅ.ətər (Stevoort) pater [RND] III-3-3
peen, wortel poten: poete (Stevoort), veldpoten: mn de gele peen, voederplant  wiel poete (Stevoort) I-7
peetoom peet: peet (Stevoort), peter: peter (Stevoort), peteren: pe:tere (Stevoort) hoe heet de man die een kind ter doop houdt [ZND 48 (1954)] || peter (doopvader) [ZND 05 (1924)] III-2-2
peettante paat: paut (Stevoort), pōͅ:t (Stevoort) hoe heet de vrouw die een kind ter doop houdt [ZND 48 (1954)] || meter (doopmoeder) [ZND 05 (1924)] III-2-2
peilmerk waterpeil: wɛtǝrpęǝl (Stevoort) Een van overheidswege aangebracht merkteken in de vorm van een nagel, bout (l 371) of ingemetselde steen (l 368) waarmee het hoogst toelaatbare waterpeil wordt aangegeven. Volgens Coenen (pag. 52) gold het systeem van de peilnagel niet in Nederland. Men kende daar wel een schaallat waarop men steeds het peil kon aflezen. [Vds 54; Jan 54; Coe 40; Grof 70] II-3
penis van de stier schacht: sxa.xt (Stevoort) Mannelijk geslachtsorgaan. [JG 1a, 1b] I-11