e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L423p plaats=Stokkem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hovaardig groots: gruuts (Stokkem) hovaardig III-1-4
huichelaar schijnheilige: daz ənə šīnɛ̝i̯ləgə (Stokkem) huichelaar (schijnheilige, enz.) [ZND 24 (1937)] III-1-4
huif van de huifkar huif: hūf (Stokkem) Kap van de huifkar. Deze kap wordt over hoepels getrokken, die vooraf op een hooikar gezet worden. [N 17, 10b; S 15; Wi 17; L 27, 32; L 1a-m; monogr] I-13
huifkar huifkar: hūfkar (Stokkem) Benaming voor een hoogkar waarop men een huif gezet heeft, zodat de kar voor personenvervoer gebruikt kon worden (bijv. bij kerk- en marktbezoek). Soms werd de huifkar ook voor vrachtvervoer, bijv. van meel, gebruikt. Zie ook het lemma molenkar in wld II.3. De huif was een linnen doek die over houten hoepels gespannen werd. Deze hoepels werden op hun beurt tegen de zijkanten van de kar bevestigd. Bovendien hing men aan de kar een trede, die het instappen vergemakkelijkte. [N 17, 10a + 15; N G, 51; JG 1a; S 15; L 27, 33; L 1a-m; R 3, 61; monogr.] I-13
huilen beuken: bèuike (Stokkem), grijnen: griene (Stokkem), huilen: uule (Stokkem), schrompen: sjrumpe (Stokkem), toeten: toete (Stokkem) huilen, wenen || wenen III-1-4
huilen (van droefheid) beuken: bøͅøəgdə (Stokkem) Hij huilde (weende, schreide) van droefheid [ZND 44 (1946)] III-1-4
huis huis: ūəs (Stokkem), kooi: kūəi̯ (Stokkem) huis III-2-1
huishouden huishouden: ūəsau̯ə (Stokkem) huishouden III-2-1
huismus, mus mus: much (Stokkem), mösch (Stokkem), mösj (Stokkem), məšə mv. (Stokkem) mus [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)], [ZND 43 (1943)] III-4-1
huisvlieg, vlieg vlieg: vleeg (Stokkem, ... ) vlieg [Willems (1885)] III-4-2