e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stokkem

Overzicht

Gevonden: 4071
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
duimeling duimeling: du.məleŋ (Stokkem), dy.məleŋ (Stokkem) hoesje of deel van handschoen dat ter beschermin van een gekwetste vinger wordt geschoven en aan de pols wordt vastgemaakt [sluif, sleuf, duimeling] [N 23 (1964)] III-1-3
duimstok duimstek: dǫwmstɛk (Stokkem) Vouwbare maatstok waarvan de vier delen ieder vijfentwintig cm lang zijn. Aan de uiteinden is elk deel versterkt met metaal. De metalen scharnieren van de duimstok bestaan uit ronde schijven die over elkaar draaien. De twee scharnieren in het midden zijn penvormig. Vroeger was de duimstok verdeeld volgens de duimschaal; tegenwoordig zijn uitvoeringen in gebruik met aan de ene kant een duimschaal en aan de andere kant een metrische schaal. Zie ook afb. 99. [N 53, 184a; monogr.] II-12
duivel duivel: den duvel (Stokkem) De duivel [duvel, duuvel, deivel]. [N 96D (1989)] III-3-3
duivenhok duivenhok: du.vəhoͅk (Stokkem), duivenkot: doevekaot (Stokkem), duvǝkǫt (Stokkem), duivenspijker: doevespieke (Stokkem), spijker: Cfr. Duits Speicher.  spieke (Stokkem) Duivenhok. [Goossens 1b (1960)] || Duivenkot. [Willems (1885)] || Duiventil. || Duiventil; zolder. || Soms vindt men in de nok van de zolder een afgeschotte ruimte voor de duiven, die door een gat in de gevel of in het dak in en uit kunnen vliegen. Hier staan de benamingen voor het duivenhok, ongeacht de vorm van dat hok, bijeen. De termen slag en spijker in dit lemma hebben betrekking op de duivenkooi als geheel. Zie ook het lemma "duivenslag" (3.4.8). In kaart 51 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie afbeelding 17. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 10, 9k; L 8, 9a; L 38, 31; S 37; monogr. add. uit N 5A, 58c "til" en JG 2c; A 28, 14c "spijker] I-6, III-3-2
duivenklok rgulateur (fr.): riggelaateur (Stokkem) Duivenmelkersklok. III-3-2
duivenmand duivenkevie: dūvǝkēvi (Stokkem), duivenkorf: dūvǝkø̜rǝf (Stokkem), loge: lōš (Stokkem), loge (fr.): losj (Stokkem) Duivenkorf. || Een rechthoekige mand met deksel waarin duiven worden vervoerd. Zie ook afb. 283. [N 20, 50; N 40, 78; N 40, 95; N 40, 102; monogr.] II-12, III-3-2
duivenmelker duivenpiet: doevepit (Stokkem) Duivenmelker. III-3-2
duivenslag slag: slā.ch (Stokkem), slā.x (Stokkem), spijker: spikǝr (Stokkem) Duivenslag. [Goossens 1b (1960)] || Het platform op het dak of tegen de gevel vóór de toegang tot het duivenhok, waarop de duiven aanvliegen en neerstrijken. Doorgaans is het platform niet meer dan een plank, soms heeft het de vorm van een huisje met een dak. In een enkel geval is de betekenis van de opgegeven term beperkt tot het (getraliede) valdeurtje dat men kan verstellen voor in- en uitvliegen; deze gevallen zijn telkens in het lemma vermeld. In kaart 52 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie ook afbeelding 17 bij het lemma "duivenhok" (3.4.7). [JG 1a, 1b, 2c; L 8, 9b; monogr.] I-6, III-3-2
duivin, vrouwelijke duif zij: zêij (Stokkem), met stoottoon  zij (Stokkem) duif, wijfje [ZND 39 (1942)] || duivin III-4-1
duizelig dol: dø:l (Stokkem), De informant geeft aan dat deze constructie gewoonlijk omschreven wordt, maar vermeldt niet door wat ze omschreven wordt.  (dø:l) (Stokkem), duizelig: duzelig zien (Stokkem), verduizeld: vərdy:zəlt (Stokkem) duizelig zijn [DC 60 (1985)] || hoe is of wordt iemand die bang is op een hoogte (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)] || hoe is of wordt iemand die een harde slag op het hoofd heeft gekregen (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)] || hoe is of wordt iemand die lang heeft rondgedraaid (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)] III-1-2