e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P056p plaats=Stokrooie

Overzicht

Gevonden: 1858
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
duivenslag slag: slā.ch (Stokrooie), slā.x (Stokrooie) Duivenslag. [Goossens 1b (1960)] || Het platform op het dak of tegen de gevel vóór de toegang tot het duivenhok, waarop de duiven aanvliegen en neerstrijken. Doorgaans is het platform niet meer dan een plank, soms heeft het de vorm van een huisje met een dak. In een enkel geval is de betekenis van de opgegeven term beperkt tot het (getraliede) valdeurtje dat men kan verstellen voor in- en uitvliegen; deze gevallen zijn telkens in het lemma vermeld. In kaart 52 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie ook afbeelding 17 bij het lemma "duivenhok" (3.4.7). [JG 1a, 1b, 2c; L 8, 9b; monogr.] I-6, III-3-2
duivin, vrouwelijke duif hen: hin (Stokrooie) duif, wijfje [Goossens 2a (1963)] III-4-1
durfal kloeke, een -: `t is enne kloeke (Stokrooie) hoe drukt ge uit in uw dialect: hij is moedig (hij is geen bangerd, hij durft bv. te vechten) [ZND 39 (1942)] III-1-4
durven dorren: hée hèt da nie derren den (Stokrooie) Hij heeft dat niet durven doen [ZND 46 (1946)] III-1-4
dweil opneemdoek: opnömdòk (Stokrooie) Hoe heet de doek uit grof linnen waarmee vocht van de vloer wordt opgenomen ? [ZND 48 (1954)] III-2-1
eelt, eeltknobbel weer: wieren in zijn hān (Stokrooie) Hij heeft eelt in zijn handen (verharding van de huid door het werken met de spade) [ZND 35 (1941)] III-1-2
een ei ei: ē. (Stokrooie), ęi̯ (Stokrooie), eitje: ēkǝ (Stokrooie) [L 1a-m; L 3, 8; L 5, 79; L 26, 13b; L 30, 18b; L 35, 7; JG 1b; RND 123; Vld.; monogr.] I-12
een gleuf aanbrengen in het deegbrood knippen: knepǝ (Stokrooie) Met de schaar of het mes een gleuf aanbrengen in het deegbrood. Volgens de informant van L 330 wordt dit "knippen" gedaan om het rijzen te bevorderen bij slechte deeg. [N 29, 44a] II-1
een huis huren huren: hīrən (Stokrooie) een huis huren [ZND 27 (1938)] III-2-1
een huis uitzetten uitpalen: ōtpōlǝ (Stokrooie) De omtrek van een te bouwen huis met palen en planken uitzetten. [N 30, 24a; monogr.] II-9