32836 |
de grond vasttreden, aanstampen |
treden:
trī.ǝ(n) (P056p Stokrooie)
|
In de moestuin of op een klein perceeltje kan men - wanneer men niet over een hand- of tuinrol beschikt - de bewerkte grond platkloppen met de spade, de schoep of een plet-plank ofwel vasttreden met de voeten, waarbij dan vaak plankjes onder de klompen worden gebonden. Voor de dialectvarianten van het woord(deel) ''treden'' zij verwezen naar het lemma ''het land aftreden''. [JG 1a + 1b + 1d; N P, 20 add.; monogr.]
I-2
|
22387 |
de kaarten schudden |
steken:
de kaarten goed steken (P056p Stokrooie)
|
Hoe heet het dooreenmengen van speelkaarten? Vertaal: De kaarten goed ... [ZND 36 (1941)]
III-3-2
|
30052 |
de kelder uitgraven |
uitgraven:
ōt˲grāvǝ (P056p Stokrooie)
|
De kelderruimte van het bouwwerk met behulp van de steekschop uitgraven. [N 30, 25b; monogr.]
II-9
|
33870 |
de merrie dekken |
dekken:
dękǝ (P056p Stokrooie)
|
Zie afbeelding 11. [JG 1a, 1b; N 8, 43a en 43b]
I-9
|
25515 |
de oven op temperatuur brengen |
witstoker:
wetstōkǝ (P056p Stokrooie)
|
Voor het bakken moet de oven op tempera-tuur gebracht worden. Volgens de informant van L 269a is die juiste temperatuur ± 200°C. De laatste twee woordtypen geven de benaming voor die goede hitte. Volgens verschillende informanten moet de oven zo lang gestookt worden, totdat de wanden of de hemel van de oven wit worden. Met de vrije hand werd vroeger gecontroleerd of de baklucht heet genoeg was (volgens informant van L 291), tegenwoordig gebeurt dat controleren met de thermostaat (volgens informant van Q 121). [N 29, 9; N 29, 10]
II-1
|
25521 |
de oven reinigen |
wissen:
węsǝ (P056p Stokrooie)
|
Het object "oven" wordt niet gedocumenteerd. [N 29, 12c; OB 2, 2c add.; monogr.]
II-1
|
22735 |
de plank missen |
geen plank raken:
gien plank (geraakt) (P056p Stokrooie)
|
In vele streken moet de kegelbal een in de grond bevestigde plank raken, wanneer de speler hem wegslingert; wat wordt er gezegd wanneer de speler de plank mist (b.v. de bal er over heen werpt)? [ZND 36 (1941)]
III-3-2
|
34273 |
de stal uitmesten |
mesten:
męstǝ (P056p Stokrooie),
uitmesten:
ǭ.tmęstǝ (P056p Stokrooie),
uitvaren:
ǭ.tvǭǝ.rǝ (P056p Stokrooie)
|
De stal of mestgoot van mest ontdoen. Objecten "stal", "mestgoot" en "mest" zijn niet gedocumenteerd. [N 11, 14; N 5A II, 50a; A 9, 26; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; monogr.]
I-11
|
25640 |
de tweede keer bakken |
drogen:
drigǝ (P056p Stokrooie)
|
Uit de woordtypen blijkt dat dit voor de tweede keer bakken bestaat uit twee handelingen t.w. laten kleuren en laten drogen van de beschuit. [N 29, 63]
II-1
|
34344 |
de zeug naar de beer brengen |
drijven:
drē̜.vǝ (P056p Stokrooie)
|
De zeug laten dekken door de beer, het mannelijk varken. [N 19, 30; JG 1a, 1b, 2c; N 76, add.; monogr.]
I-12
|