33651 |
omwalde akker |
kamp:
kamp (L432p Susteren),
kampje:
kɛmpkǝ (L432p Susteren)
|
Een akker welke omsloten is door een akkerwal, een brede gracht of door bossen. [N 11, 2e; N 11, 2f; N 27, 3b; A 10, 4; monogr.]
I-8
|
25087 |
onbelangrijk |
beetje:
bitje (L432p Susteren),
min:
min (L432p Susteren),
onbelangrijk:
onbelangrik (L432p Susteren),
ónbəlàngrīēk (L432p Susteren),
waardeloos:
waardeloos (L432p Susteren)
|
een voorwerp zonder waarde; een zaak van geen enkel belang [nietlig, nietigheid, dodeman, lacheding] [N 91 (1982)] || niet veel [luttel, min, schriel, weinig] [N 91 (1982)] || van geen belang, niet belangrijk [ongewicht] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21845 |
onbeleefd |
bot:
bot (L432p Susteren),
bòt (L432p Susteren)
|
niet wellevend, handelend in strijd met de beleefdheid [onbeleefd, bot] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21846 |
onbeschaafd |
lomp:
lómp (L432p Susteren, ...
L432p Susteren),
onbeschaafd:
ónbesjáf (L432p Susteren)
|
ruw, niet beschaafd [lomp, loer, boers, onbeschoft, nut] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21792 |
onbeschaamd |
bot:
bòwt (L432p Susteren),
onbeschoft:
ónbesjóf (L432p Susteren)
|
geen schaamtegevoel hebbend [ekstrant, onbeschaamd] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
25149 |
onbewolkt |
klaar:
klaor (L432p Susteren, ...
L432p Susteren,
L432p Susteren),
klare lucht:
klaor lóch (L432p Susteren)
|
onverduisterd in licht, schijn of glans [helder, klaar, licht] [N 91 (1982)] || wolkenloos, zonder wolken, gezegd van de lucht [uitgekeerd, uitgeklaard, klaar] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25092 |
onbruikbaar maken, verbruien |
bederven:
bederve (L432p Susteren),
begaden:
bəgààjə (L432p Susteren)
|
onbruikbaar maken, zijn waarde doen verliezen [verworden, verdraaien, begaaien, verbruien, bederven, verpeuteren, nonen, verballemonden] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21857 |
onbruikbare voorraad |
bocht:
bóch (L432p Susteren)
|
allerlei slechte en onbruikbare voorraad [breggel, plodder, bocht, bagage] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
33450 |
onderdeur |
onderdeur:
øŋǝrdø̄r (L432p Susteren)
|
Het onderste deel van een gehalveerde poortvleugel is meer voor dagelijks gebruik, bedoeld om toegang te verlenen aan voetgangers en kleine voertuigen (karretjes) en om, in gesloten stand, aan vee de doorgang te beletten. In plaats van een onderdeur kan ook een kleine hekdeur van latten gebruikt worden. Zie ook afbeelding 18.e bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 37c en 42d; monogr.]
I-6
|
24637 |
ondereinde van de stam |
boks:
ideosyncr.
bóks (L432p Susteren),
voet:
ideosyncr.
voot (L432p Susteren),
vot:
WBD/WLD
vòt (L432p Susteren)
|
Het dikke uiteinde van de stam, onderaan (voet, kont, gat, kop). [N 82 (1981)]
III-4-3
|