e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Swalmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
huilen beuken: bèùke (Swalmen, ... ), grijnzen: cf. WNT V, kol. 755-756 s.v. "grijzen (II)"op iemand grijzen, er een verachtelijk en een leelijk gezicht tegen trekken  greize (Swalmen), huilen: hūūle (Swalmen) het huilen, het wenen [grijs] [N 85 (1981)] || Hoe noemt u een hoog en schel onaangenaam geluid voortbrengen, gezegd van honden (huilen) [N 83] || zijn verdriet of pijn kenbaar maken door tranen te storten [huilen, beuken, simmen, schrauwen, grijnzen, gringzen] [N 85 (1981)] III-1-4, III-2-1
huilen, schreien janken: jankə (Swalmen) schreien [SGV (1914)] III-1-4
huis, woning huis: hoeəs (Swalmen) huis [SGV (1914)] III-2-1
huisakker hof: hǭf (Swalmen), huisveld: hūsvɛljtj (Swalmen) Aan het erf grenzende akkergrond. [N 5AøIIŋ, 76d en 76e; N 6, 33a; A 10, 3 en 4; JG 1b, add.; L 19b, 1a; monogr.] I-8
huishouden huishouden: hoeshaajə (Swalmen) huishouden [SGV (1914)] III-2-1
huisjesslak huisjesslak: huuskessjlek (Swalmen), slak: WLD  sjlèk (Swalmen) Hoe noemt u de slak die haar huisje op haar rug meedraagt (kerrekol) [N 83 (1981)] III-4-2
huismus, mus guule: ?  guulə (Swalmen), guuts: guuts (Swalmen), guuts, guutsj (Swalmen), etym; cf. mnederl guijten "schimpen, spotten"(? vgl ook tweede deel van een samenstelling als tekseguut voor de klapekster; en bij tjiftjaf: tekkeguut; cf Suolahti 422  guuts (Swalmen), huismus: (hoes)mös (Swalmen), mus: mus (Swalmen) huismus || huismus (14,5 overal bij de mensen door ieder gekend; wijfje geheel bruin [N 09 (1961)] || musch [SGV (1914)] III-4-1
huisvlieg, vlieg huisvlieg: hoesvleeg (Swalmen), vlieg: vleeg (Swalmen) huisvlieg [SGV (1914)] || vlieg [SGV (1914)] III-4-2
huisvuil knoei: knooj (Swalmen), schrot: sjröt (Swalmen) Huisvuil (rommel, rotzooi, vuiligheid, vuilnis, vuil, vullis, ruwenis) [N 79 (1979)] III-2-1
huisweide bleek: blēīk (Swalmen), bleͅi̯.k (Swalmen), groes: grōs (Swalmen) Onderhouden grasveld (bleek, gazon, gruis) [N 79 (1979)] I-7