e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Swalmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
openbroek met linten boks: bòks (Swalmen) vrouwen (onder)broek (vero) met zijsplitten en voorzien van linten in de pijpband waarmee de kousen worden vastgemaakt [boks] [N 25 (1964)] III-1-3
opereren snijden: sjnieje (Swalmen), sjnîeje (Swalmen) Opereren: een operatie verrichten (vlijmen, snijden). [N 84 (1981)] III-1-2
opgewarmde koffie zauwel: zawwel (Swalmen) Opgewarmde koffie (schuddebol?) [N 16 (1962)] III-2-3
opgooien (tossen) opgooien: opgōjə (Swalmen), ne Bal -; n kaart -.  opgoje (Swalmen) Het kansspel waarbij een munt opgegooid wordt; de winnaar is degene die goed voorspeld heeft welke zijde (kruis of munt) boven zal liggen [koppelen, letteren, opgooien, omgooien, omroeien]. [N 88 (1982)] || Opgooien, opwerpen. III-3-2
opgroeiend jong kipje pul: pø̜l (Swalmen), pulletje: pø̜lkǝ (Swalmen) Bedoeld wordt het kipje dat niet meer bij de klokhen is maar dat nog niet legt. [N 19, 40c] I-12
ophaler ophaler: ǫphǭlǝr (Swalmen) Metalen staaf met een vlakke baan met in het midden een uitholling die over de klinknagel past. De ophaler dient om de rand van het gat van de aaneen te klinken delen vlak te slaan waardoor deze tegen elkaar aan komen te liggen. Zie ook afb. 180a. [N 33, 321; N 64, 74b; N 66, 20b] II-11
ophitsen opstoken: opsjteuke (Swalmen) een persoon of personen aanzetten tot ruzie [opstoken, hissen, opkitsen, oppinnen, opraden, aanlokken] [N 85 (1981)] III-1-4
ophouden met het werk stoppen: sjtoppe (Swalmen), uitscheiden: oetsjeije (Swalmen) ophouden met werken [afscheiden, uitscheiden, ophouden] [N 85 (1981)] III-1-4
opklaren opklaren: opklaore (Swalmen), ’t klaort op (Swalmen), optrekken: optrèkke (Swalmen) opklaren, helder worden [op-, doorweere, optrekken, afzomen, zich klaren, opklaren] [N 22 (1963)] III-4-4
opleppen zoeteren: zø̄tǝrǝ (Swalmen) Een big met koemelk grootbrengen. [N 19, 16; N 19, 15; monogr.] I-12