e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Swalmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wilgenteen vits: wits (Swalmen), WLD  wits (Swalmen) De tak, wijg van een wilg (wis, poot, sliet). [N 82 (1981)] III-4-3
willen willen: wille (Swalmen), willə (Swalmen) willen [SGV (1914)] || willen (geen context) [DC 38 (1964)] III-1-4
wimpel vaan: váán (Swalmen), wimpel: wimpel (Swalmen) een lange smalle vlag [wimpel, vleugel] [N 90 (1982)] III-3-1
wimper vlim: vlum (Swalmen) wimper [DC 01 (1931)] III-1-1
wind scheet: sjêêt (Swalmen), wind: windj (Swalmen) Wind: ontsnappende darmgassen, een buikwind (scheet, veest, poepje, wind). [N 84 (1981)] III-1-1
wind (alg.) wind: windj (Swalmen) wind [SGV (1914)] III-4-4
winddroog winddroog: wentj˲drø̄̄x (Swalmen) Gezegd van dakpannen die het gehele droogproces hebben ondergaan en gereed zijn om gebakken te worden. [monogr.] II-8
winde winde: winj (Swalmen), WLD  winj (Swalmen) Hoe noemt u de winde: een voornachtige vis met gedrongen lichaam, zijdelings sterk samengedrukt, de mondopening is enigszins omhooggericht, de staartvin is diep ingesneden. De rug is donkergroen-blauw, de flanken en buik zilverwit en borst-, buik- en aars [N 83 (1981)] III-4-2
winderig weer roepig weer: JK: correct overgenomen  roepig waer (Swalmen), trekachtig (weer): als er vorst op komst is.  trèk’echtig wèèr (Swalmen), windachtig (weer): windjechtig (Swalmen), winderig (weer): winjerig (Swalmen), winjərig (Swalmen) winderig weer [zuchtig] [N 22 (1963)] || winderig, gezegd van het weer [zuchtig] [N 81 (1980)] III-4-4
windhoos hooimannetje: hui’menke (Swalmen), hûîmenke (Swalmen) klein windhoosje, dwarrelig van bladeren en zand [echelstaart, keujmenke] [N 22 (1963)] III-4-4