e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tegelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
moeilijk vooruitkomen drentelen: drentele (Tegelen), niet vooruitkomen: neet vuroet komme (Tegelen), schravelen: dae sjravelde euver de waeg (Tegelen), schravele (Tegelen), slecht vooruitkomen: sjlech vuroet komme (Tegelen), stachelen: stachele (Tegelen), stolpern (du.): sjtolpere (Tegelen), straffelen: stravele (Tegelen) lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] || lopen: moeilijk vooruit komen [stachele] [N 10 (1961)] III-1-2
moeite moeite: meujtə (Tegelen), meu’te (Tegelen), mootte (Tegelen) moeite, last || moeite; hij geeft zich moeite [DC 03 (1934)] III-1-4
moer moer: moor (Tegelen), mōr (Tegelen) konijn, vrouwtje [DC 04 (1936)] || konijn, vrouwtje, moerkonijn III-2-1
moeras moeras: muras (Tegelen), zomp: zomp (Tegelen) Waterachtig, laaggelegen, drassig land, broekland, gebied zonder behoorlijke afwatering. [N 27, 20; N 14, 53; N 6, 33b; R 3, 9; A 2, 57; RND 20; Wi 17; Wi 54; L 19B, 2aI; Vld.; monogr.] I-8
moestuinx hof: hōͅ.f (Tegelen), hōͅf (Tegelen), hoͅf (Tegelen, ... ), moeshof: mōshōͅ.f (Tegelen) [DC 03 (1934)] [DC 40 (1965)] [N 05A (1964)] [N P (1966)] I-7
moeten moeten: môtte (Tegelen) moeten (geen context) [DC 37 (1964)] III-1-4
moezen tot moes koken: tōēt mōōs (Tegelen) moes worden; Hoe noemt U: Tot moes koken (moezen) [N 80 (1980)] III-2-3
mof mof: mof (Tegelen), stuik: Vero. [´ : sleeptoon] vgl. Van Dale (DN): Stauche, (pols)mof  sjtóek (Tegelen), vgl. Van Dale (DN): Stauche, (pols)mof  sjtoek (Tegelen, ... ) handmof; met bont beklede gewatteerde koker, vroeger veel door dames gedragen als bescherming van de handen tegen de koude || mof, koker van bont waarin met beide handen steekt [mof, moef, sjtoek] [N 23 (1964)] III-1-3
mogen mogen: meu’ge (Tegelen) mogen III-1-4
mok mok: muk (Tegelen) Eczeem of huidontsteking in de kootholte van het paard. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen natte en droge mok. De ontsteking ontstaat veelal door inwerking van vocht, het langdurig lopen op modderwegen en het staan op vuil en nat strooisel. Eerst ontstaan huidzwellingen, later zweertjes waaruit vocht komt dat tot korsten opdroogt of etterachtig wordt. De ziekte kan van langdurige aard zijn en tot kreupelheid leiden. [A 48A, 15; N 8, 90d, 90e en 90k; N 52, 32a; monogr.] I-9