22648 |
vastenavond |
vastelavond:
vastelaovend (L270p Tegelen, ...
L270p Tegelen),
vastəloͅəvənt (L270p Tegelen)
|
De zondag vóór Aswoensdag, vastenavond [vasteloaëved]. [N 96C (1989)] || vastenavond [RND] || Vastenavond, carnaval.
III-3-2
|
23332 |
vastendag |
vastendag:
vastendaag (L270p Tegelen)
|
Een vastendag [vassendag, vasseldag]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23783 |
vastenpreek |
vastenpreek:
vasteprèèk (L270p Tegelen)
|
De vastenpreek tijdens het lof op de zondagen van de vasten. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23331 |
vastentijd |
vasten:
vaste (L270p Tegelen)
|
De periode van Aswoensdag tot Pasen (de grote vasten, vastentijd). [N 96C (1989)]
III-3-3
|
32342 |
vat, ton |
vat:
vāt (L270p Tegelen)
|
Een vat of ton is uit houten duigen en twee bodems samengesteld en wordt met behulp van houten of metalen banden bijeen gehouden. Het middendeel ervan, de buik, heeft de grootste omvang. Vanuit het midden loopt het vat naar het boven- en ondereinde smaller toe. [N E, L; L 21, 40; monogr.]
II-12
|
32344 |
vat, ton (naar inhoud) |
aam:
ǭm (L270p Tegelen),
anker:
aŋkǝr (L270p Tegelen),
drittel:
dritǝl (L270p Tegelen),
halfvat:
halǝf˲vāt (L270p Tegelen),
halve ton:
halǝf ton (L270p Tegelen),
hecto:
hɛkto (L270p Tegelen),
kattenkop:
katǝkǫp (L270p Tegelen),
kindje:
kintjǝ (L270p Tegelen),
lagervat:
lāgǝrvāt (L270p Tegelen
[(3000 tot 10000 liter)]
),
okshoofd:
ǫkshø̜jt (L270p Tegelen),
siebziger:
sipsegǝr (L270p Tegelen),
ton:
ton (L270p Tegelen),
zeventiger:
zevǝntegǝr (L270p Tegelen)
|
In dit lemma zijn de benamingen voor vaten en tonnen met een bepaalde inhoudsmaat bijeen geplaatst. Bij één soort benaming worden door de zegslieden soms verschillende inhoudsmaten opgegeven. [N E, L; monogr.]
II-12
|
21284 |
vechten |
vechten:
fɛ.xtə (L270p Tegelen)
|
Hij deed geheel de wereld vechten. [RND]
III-3-1
|
34266 |
vee |
beesten:
biǝstǝ (L270p Tegelen),
vee:
vi (L270p Tegelen),
vīǝ (L270p Tegelen)
|
Alle huisdieren samen: paarden, runderen en kleinvee. Vergelijk het lemma ''veestapel'' (13.12) in deze aflevering. [A 11, 4; JG 1a; RND 4, 31; RND 7, 31; RND 8, 31; RND 10, 31; Wi 52; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-11
|
34269 |
vee fokken |
fokken:
fǫkǝ (L270p Tegelen)
|
Het houden van vee met als doel de vermenigvuldiging van de dieren. Objecten als "vee" en "koeien" zijn in dit lemma niet gedocumenteerd. [N Q, 10b; monogr.]
I-11
|
34268 |
vee houden |
houden:
haldǝ (L270p Tegelen),
haldǝn (L270p Tegelen),
hāi̯ǝ (L270p Tegelen)
|
Het houden van vee in het algemeen. De opbjecten "vee", "beesten", "koeien" e.a. worden in dit lemma niet gedocumenteerd. [N Q, 10a]
I-11
|