e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tegelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vastenavond vastelavond: vastelaovend (Tegelen, ... ), vastəloͅəvənt (Tegelen) De zondag vóór Aswoensdag, vastenavond [vasteloaëved]. [N 96C (1989)] || vastenavond [RND] || Vastenavond, carnaval. III-3-2
vastendag vastendag: vastendaag (Tegelen) Een vastendag [vassendag, vasseldag]. [N 96D (1989)] III-3-3
vastenpreek vastenpreek: vasteprèèk (Tegelen) De vastenpreek tijdens het lof op de zondagen van de vasten. [N 96C (1989)] III-3-3
vastentijd vasten: vaste (Tegelen) De periode van Aswoensdag tot Pasen (de grote vasten, vastentijd). [N 96C (1989)] III-3-3
vat, ton vat: vāt (Tegelen) Een vat of ton is uit houten duigen en twee bodems samengesteld en wordt met behulp van houten of metalen banden bijeen gehouden. Het middendeel ervan, de buik, heeft de grootste omvang. Vanuit het midden loopt het vat naar het boven- en ondereinde smaller toe. [N E, L; L 21, 40; monogr.] II-12
vat, ton (naar inhoud) aam: ǭm (Tegelen), anker: aŋkǝr (Tegelen), drittel: dritǝl (Tegelen), halfvat: halǝf˲vāt (Tegelen), halve ton: halǝf ton (Tegelen), hecto: hɛkto (Tegelen), kattenkop: katǝkǫp (Tegelen), kindje: kintjǝ (Tegelen), lagervat: lāgǝrvāt (Tegelen  [(3000 tot 10000 liter)]  ), okshoofd: ǫkshø̜jt (Tegelen), siebziger: sipsegǝr (Tegelen), ton: ton (Tegelen), zeventiger: zevǝntegǝr (Tegelen) In dit lemma zijn de benamingen voor vaten en tonnen met een bepaalde inhoudsmaat bijeen geplaatst. Bij één soort benaming worden door de zegslieden soms verschillende inhoudsmaten opgegeven. [N E, L; monogr.] II-12
vechten vechten: fɛ.xtə (Tegelen) Hij deed geheel de wereld vechten. [RND] III-3-1
vee beesten: biǝstǝ (Tegelen), vee: vi (Tegelen), vīǝ (Tegelen) Alle huisdieren samen: paarden, runderen en kleinvee. Vergelijk het lemma ''veestapel'' (13.12) in deze aflevering. [A 11, 4; JG 1a; RND 4, 31; RND 7, 31; RND 8, 31; RND 10, 31; Wi 52; N C, add.; Vld.; monogr.] I-11
vee fokken fokken: fǫkǝ (Tegelen) Het houden van vee met als doel de vermenigvuldiging van de dieren. Objecten als "vee" en "koeien" zijn in dit lemma niet gedocumenteerd. [N Q, 10b; monogr.] I-11
vee houden houden: haldǝ (Tegelen), haldǝn (Tegelen), hāi̯ǝ (Tegelen) Het houden van vee in het algemeen. De opbjecten "vee", "beesten", "koeien" e.a. worden in dit lemma niet gedocumenteerd. [N Q, 10a] I-11