e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K353p plaats=Tessenderlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kelkdoekje kelkdoekje: kellekdoekske (Tessenderlo) Het kelkdoekje [kelkduukske, -deukske, kelchduchsje?]. [N 96B (1989)] III-3-3
kelklepeltje lepeltje: leepelke (Tessenderlo) Het kelklepeltje. [N 96B (1989)] III-3-3
keper keper: kēpǝr (Tessenderlo) Elk van de balkjes van ongeveer 5 x 7 cm dikte, die op 50 cm afstand van elkaar verticaal over de gordingen worden gespijkerd. Zie ook afb. 49o. [N 54, 175; monogr.; div.] II-9
kerel jong: juŋ (Tessenderlo), kerel: kēərəl (Tessenderlo), ke‧rəl (Tessenderlo), mens: beul van ne mensch (Tessenderlo), vent: vent (Tessenderlo, ... ) Een sterke kerel [ZND 27 (1938)] || kerel [RND], [ZND m], [ZND m] III-3-1
keren averechts maken: ēvǝrɛks mǭʔǝn (Tessenderlo), draaien: drǭu̯ǝ (Tessenderlo), draaien op het hoofdbed: drǭu̯ǝn u ̞p t hø̜t˱bęt (Tessenderlo), keren: kiǝrǝn (Tessenderlo), omdraaien: omdraaien (Tessenderlo), omkeren: umki-jǝrǝ (Tessenderlo) Als men heen en weer ploegt, moet men aan het einde van iedere voor het (de) paard(en) met de ploeg laten draaien, om langs de juist geploegde voor verder te ploegen. Bij de modernere wentelploegen wordt bij het draaien het dubbele ploeglichaam omgekeerd. Bij de oude keerploeg moest men bij het keren het riester en gewoonlijk ook het kouter omzetten. [N 11, 63; N 11A, 98f + 98g + 123c; JG 1a; div.; monogr.] || Omkeren van de stof van een oud kledingstuk, zodat het er weer fatsoenlijk uitziet. In L 27, 74 is gevraagd naar het keren van een jas. [N 59, 190b; N 62, 21a; L 27, 74; MW] I-1, II-7
kerk kerk: heͅwastəvrøgenəkeͅrək (Tessenderlo), keͅrək (Tessenderlo), ke‧rk (Tessenderlo), tə vrøx enəkeͅrək (Tessenderlo) De kerk, het kerkgebouw [kèrk, krèk, kirk, kirch]. [N 96A (1989)] || Kerk. [ZND 01 (1922)] || te vroeg in de kerk zijn [N 08 (1961)] III-3-3
kerkbank bank: bāŋk (Tessenderlo) Één zon bank. [N 96A (1989)] III-3-3
kerkbanken kerkbanken: keͅrəkbāŋkə (Tessenderlo) De banken in de kerk, de kerkbanken meervoud. [N 96A (1989)] III-3-3
kerkboek misboekje: misboekske (Tessenderlo) Een kerkboek met godvruchtige gebeden en overwegingen, bestemd voor de gelovigen [gebèèjeboek]. [N 96B (1989)] III-3-3
kerkdeur kerkdeur: keͅrəkdøͅjər (Tessenderlo), keͅrəkdøͅr (Tessenderlo) De grote deur, de hoofdingang van de kerk [lijkdeur, kerkdeur, kirchduër]. [N 96A (1989)] III-3-3