27552 |
kniebeschermer |
kniebeschermer:
knibǝšɛrmǝr (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Bescherming voor de knieēn, vooral noodzakelijk in lage pijlers. De "knielap" was volgens een invuller uit Q 121 van vilt, de "knieschoner" van leer. [N 95, 885; monogr.]
II-5
|
23369 |
knielbankje |
bankje:
benkske (L374p Thorn),
kniebankje:
kniebenkske (L374p Thorn)
|
Het knielbankje van de kerkbank. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23536 |
knielen |
knielen:
kneele (L374p Thorn),
kniele (L374p Thorn)
|
Knielen, een kniebuiging maken [kniele, kneele, kneije?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23372 |
knielkussen |
kniekussen:
kniejkösse (L374p Thorn),
kniekuske (L374p Thorn)
|
Het knielkussen op de kerkbank. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18874 |
kniezen |
kniezen:
knieze (L374p Thorn),
knīēze (L374p Thorn)
|
een knagend verdriet hebben en zichzelf daarvoor als ongelukkig beklagen [treuren, kniezen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17920 |
knijpen |
knijpen:
kniepe (L374p Thorn, ...
L374p Thorn),
nijpen:
niepe (L374p Thorn),
pitsen:
pitse (L374p Thorn)
|
knellen [SGV (1914)] || Knijpen: vel of vlees met de vingers samenknijpen; drukken (nijpen, knijpen, pitsen). [N 84 (1981)] || nijpen [SGV (1914)]
III-1-2
|
18151 |
knikkebenen |
in de knie?n zakken:
in de kneen zakke (L374p Thorn)
|
lopen: met doorknikkende knieën lopen [kwakken] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
22363 |
knikker |
huif:
huuve (L374p Thorn),
knipper:
knepper (L374p Thorn),
marvel:
marvel (L374p Thorn),
meͅt marvəls dōn (L374p Thorn),
marveltje:
mervelke (L374p Thorn),
meͅrvəlkə (L374p Thorn)
|
Balletjes van gebakken aarde, steen, marmer of glas [bolbaai, kets, kaaischeut, jibber, klits, ket, til, knipper, knot, marbol, marbel, mölmer, kaster, kasser, huuf, köls, kölster, vrenkel]. [N 88 (1982)] || Kleine stenen of glazen knikker [mullemer, aardezoekertje, artzeiker]. [N 88 (1982)] || Over het knikkerspel: het knikkeren. [N R (1968)]
III-3-2
|
22361 |
knikkeren |
kulsen:
de knikkers hebben tegenwoordig allemaal verschillende namen door hun grootte, in het dialect niet meer; alleen nog in de standaardtaal. Vroeger werd hier in Thorn tegen een knikker van klei nog "mervel"gezegd. Wij deden dat op "het baenke"- een braakliggend stukje grond tussen twee huizen. , /
kölse (L374p Thorn),
met marvels doen:
meͅt marvəls dōn (L374p Thorn)
|
idem [knikkeren] [SND (2006)] || Over het knikkerspel: het knikkeren. [N R (1968)]
III-3-2
|
22364 |
knikkerkuiltje |
kotje:
kottəkə (L374p Thorn),
kuiltje:
kuulke (L374p Thorn, ...
L374p Thorn)
|
Een holletje in de grond, door de kinderen gebruikt bij het knikkeren? [DC 21 (1952)] || Het holletje in de grond bij t knikkeren [kuil, kuiltje, putje, O, demke]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|