e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Thorn

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
opening in een galmgat almsgat: aomsgaat (Thorn), almslok: aomsloeëk (Thorn) Elk van de openingen in zon venster [schal-laok,-loch?]. [N 96A (1989)] III-3-3
opereren opereren: opereere (Thorn), snijden: snieje (Thorn) Opereren: een operatie verrichten (vlijmen, snijden). [N 84 (1981)] III-1-2
opgewarmde koffie schuddekul: sjöddeköl (Thorn) Opgewarmde koffie (schuddebol?) [N 16 (1962)] III-2-3
opgooien (tossen) opgooien: opgooje (Thorn) Het kansspel waarbij een munt opgegooid wordt; de winnaar is degene die goed voorspeld heeft welke zijde (kruis of munt) boven zal liggen [koppelen, letteren, opgooien, omgooien, omroeien]. [N 88 (1982)] III-3-2
ophaalmachine ophaalmachine: ophǭǝlmǝšīn (Thorn  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) De machine waarmee de kooien in de schacht opgehaald en neergelaten worden. [N 95, 81; monogr.] II-5
ophaalmachinist ophaalmachinist: ophoalmašinest (Thorn  [(Maurits)]   [Maurits]) De arbeider die de ophaalmachine bedient. [N 95, 134; monogr.] II-5
ophanger strop: strøp (Thorn) Het lusje waarmee men de jas kan ophangen. [N 59, 125; Gi 1.IV, 37] II-7
ophitsen opstoken: opstuike (Thorn, ... ) een persoon of personen aanzetten tot ruzie [opstoken, hissen, opkitsen, oppinnen, opraden, aanlokken] [N 85 (1981)] III-1-4
ophouden met het werk op-hren (< du.): opheure (Thorn), ophouden: op hoaje (Thorn), uitscheiden: oetsjeije (Thorn, ... ) ophouden (m.h. werk) [SGV (1914)] || ophouden met werken [afscheiden, uitscheiden, ophouden] [N 85 (1981)] III-1-4
opklaren opklaren: het klaort weer op (Thorn), opklaore (Thorn) opklaren, helder worden [op-, doorweere, optrekken, afzomen, zich klaren, opklaren] [N 22 (1963)] III-4-4