e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tienray

Overzicht

Gevonden: 3725

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
afkorten hout korten: hōlt kǫrtǝ (Tienray) Hout, en meer in het bijzonder een boomstam, haaks op de houtvezel in twee stukken zagen. De afgezaagde stukken boomstam hebben bij de kuiper de lengte van een duig, bij de klompenmaker de lengte van een klomp. Zie ook het lemma ɛstuk boomstamɛ en de lemmata ɛbollenɛ bij de vaktaal van de kuiper en ɛbolɛ bij de vaktaal van de klompenmaker. In Venray (L 210) en omgeving werd de houtzager die de boomstam voor onder meer klompenmakers verder in stukken zaagde, houtsnijder (hǭltsnējǝr) genoemd (Venrays woordenboek, pag. 206).' [N E, 6a; N 50, 16a; N 53, 21b; N 53, 22; N 75, 115b; N 97, 44; monogr.] II-12
aflaat aflaat: aflaot (Tienray) Een aflaat [ablas?]. [N 96B (1989)] III-3-3
afleggen van een dode afleggen: aflegge (Tienray) een lijk reinigen en met het doodsgewaad bekleden, meestal tevens van het bed afnemen [afleggen, lijken, ontwaden] [N 87 (1981)] III-2-2
afpassen met de voet, aftreden afmeten: áfmète (Tienray), aftrappen: (= bij kinderspel om wie het eerste aan de beurt was: eind van elkaar staan, beurtelings de ene voet pal voor de andere zetten. Afstand steeds kleiner. Wie het gat dichtmaakt wint. Hele en halve voeten, ook de punten van schoenen of klompen).  aftrappe (Tienray), aftreden: aftrèje (Tienray) afpassen met de voet, afmeten || de lengte bepalen door stappen [aftreden] [N 91 (1982)] III-4-4
afrikaantje afrikaantje: ± Veldeke  afrikaantjes (Tienray), stinker: stīnker (Tienray), -  sti:nker (Tienray, ... ) Afrikaantje (tagetes patula). De bladeren zijn samengesteld en tevens ovaal. De bloemkorfjes staan op zeer verdikte stelen. Het zijn lage plantjes, welke vaak gebruikt worden voor randen en mozaïek-perken. De bloemen zijn donkergeel, meest met bruin gekle [N 92 (1982)] III-2-1
afrit afrit: afrit (Tienray) een hellende weg waarlangs men een brug, een dijk enz. kan verlaten (afrit, afging, afrij) [N 90 (1982)] III-3-1
afscheuren, afritsen afritsen: afritse (Tienray) afscheuren [rippen, afritsen] [N 91 (1982)] III-4-4
afslaan, van noten afslaan: Veldeke aangepast  afslāōṇ (Tienray) Noten afslaan (boeken, beuken slaan, rammelen, sloesteren). [N 82 (1981)] I-7
aftroggelen aftroggelen: aftroggele (Tienray) listig of met bedrog iets van iemand weten te krijgen [troggelen, aftroggelen, uitschillen, affoefelen, aftruifelen, aftisselen, afstrepen, affutselen, afzetten] [N 89 (1982)] III-3-1
afwasborstel borstel: ook als bòòrstel  bòòrstəl (Tienray) Borstel waarmee potten en pannen gereinigd worden (borstel, schrobbertje) [N 79 (1979)] III-2-1