e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q162p plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
griesmeelpudding semoule (fr.): smul (Tongeren) Crème van griesmeel, griesmeelpudding (semoel?) [N 16 (1962)] III-2-3
griffel griffel: de griffel (Tongeren), en grieffel (Tongeren), en griffel (Tongeren), ’n griffel (Tongeren) De stift, waarmee op die lei wordt geschreven. [ZND 37 (1941)] III-3-1
grijns grijns: en grins (Tongeren), grins (Tongeren), grijnzen: ook voor wenen (pejoratief)  grinsə (Tongeren) grijns [grijnst] [N 10 (1961)] III-1-4
grijnzen grijnzen: grïnsë (Tongeren) grijnzen, grinniken III-1-4
grijpen naar pakken: pakke (Tongeren) Naar iets grijpen [ZND 35 (1941)] III-1-2
gril kuren: ook materiaal znd 29, 16 met een verkortingsteken op de a  kura (Tongeren) kuren (znw) [ZND 01 (1922)] III-1-4
grindelstang grindel: greŋǝl (Tongeren) Onder de ploegboom van een voetploeg bevond zich een stang die van achteren aan de schei of vlak vóór de schei aan de ploegboom vastzat. Van voren eindigde deze stang in een haak, die door twee kettingen verbonden was met de kam. Soms reikte deze stang, van voren voorzien van een kam of haak, tot voorbij de kop van de ploegboom, waarmee hij voor de regeling van de ploegdiepte d.m.v. een verstelbare staaf verbonden was. [N 11, 31.IV.c; N 11A, 92a; JG 1a] I-1
grinniken grijnzen: grïnsë (Tongeren) grijnzen, grinniken III-1-4
groeien groeien: grui̯ǝ (Tongeren), houden: houden (Tongeren), profiteren: geprofetierd (Tongeren), pròffëtièrrë (Tongeren), wassen: wassë (Tongeren), wasǝ (Tongeren), wāsǝ (Tongeren) De algemene benaming voor het groter worden van het gewas. Het oude Limburgse woord is wassen; zoals de kaart laat zien, komt de term groeien onder invloed van het Nederlands echter al in bijna heel Limburg voor. Aarden betekent eigenlijk "goed groeien, goede opbrengst laten verwachten", evenals (ge)dijen en tieren in het tweede deel van het lemma. De benaming struiken betekent "een struik vormen" in de uitdrukking "het koren is al goed gestruikt" (Q 111). De opgegeven antwoorden voor "dat gewas ''gedijt'' niet" staan achter in het lemma bijeen. [RND 124; L 32, 13; L 44, 45; monogr.; add. uit A 3, 16; L 4, 16; L A2, 374] || die kleine heeft geprofiteerd (struiser, groter geworden) [ZND 40 (1942)] || Groeien: Groter worden: in grootte toenemen, gezegd van kinderen (groeien, wassen, profiteren). [N 106 (2001)] I-4, III-1-1
groeizaam weer vers (weer): vie̞s (Tongeren), wasselijk (weer): zelden  wɛsələk (Tongeren) groeizaam weer (in de zomer) [vet] [N 22 (1963)] || mals regenachtig weer (in de zomer) [vers, vörs] [N 22 (1963)] III-4-4