e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q162p plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
omzetten draaien: drē̜ǝ (Tongeren) Het met de graanschop omkeren van het op de graanzolder uitgespreide graan. [JG 1a, 1b, 2c] I-4
onderbak onderbak: ondǝrbak (Tongeren) Onder de kar opgehangen laadvloertje. [N 17, 86] I-13
onderbroek onderbroek: óndërbroek (Tongeren) onderbroek III-1-3
onderdelen van het zwenghout en de evenaar haken van de koppel: hyø̜k ˲van dǝ kǫ.pǝl (Tongeren) Voor de betrokken onderdelen zie men ook de afb. 98, 99 en 100. [N 11A, 103a + b + c; N 11A, 104a + b; div.; monogr.] I-2
onderdeur onderste deur: ǫ.nǝrstǝ dø̄r (Tongeren), onderste vleugel: ǫ.nǝrstǝ vli.øgǝl (Tongeren) Het onderste deel van een gehalveerde poortvleugel is meer voor dagelijks gebruik, bedoeld om toegang te verlenen aan voetgangers en kleine voertuigen (karretjes) en om, in gesloten stand, aan vee de doorgang te beletten. In plaats van een onderdeur kan ook een kleine hekdeur van latten gebruikt worden. Zie ook afbeelding 18.e bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 37c en 42d; monogr.] I-6
ondergoed interlock (eng.): Van Dale: interlock (Eng.), 1. dubbel breigoed van fijne garens, waarbij de lussen in de dwarsrichting niet op dezelfde hoogte liggen; - 2. ondergoed van zulk weefsel.  intërlòk (Tongeren), lijnwaad: lai.vənt (Tongeren), ondergoed: o.ndəRgūt (Tongeren), o.nərgu.t (Tongeren), oͅndərgut (Tongeren), óndërgōēd (Tongeren, ... ) ondergoed || Ondergoed, het algemene, gewone woord voor de onderkleding. [N 114 (2002)] || ondergoed, onderkleren [t onderdinge] [N 25 (1964)] III-1-3
onderhaam onderhaam: ōndǝrhām (Tongeren) Twee met elkaar verbonden kussens die het paard onder het haam draagt, als dat te groot is. [N 13, 11; monogr.] I-10
onderhandelen onderhandelen: ps. omgespeld volgens Frings.  ondər hāndələ (Tongeren) Inventarisatie uitdrukkingen voor: in onderhandeling zijn over een bepaalde koop [in beding zijn met iemand?] [N 21 (1963)] III-3-1
onderhemd hemd: hi.mə (Tongeren), himə (Tongeren, ... ), hïmmë (Tongeren), onderlijfje: oͅndərleͅfkə (Tongeren) hemd || hemd, hemden (mv.) [ZND B1 (1940sq)] || onderhemd, onderkledingstuk dat op het blote lijf gedragen wordt [im, emmek, hem, himp, kemsel, liejms, sjmies, vlok] [N 25 (1964)] III-1-3
onderjurk combinaison (fr.): kombinəeson (Tongeren), Et. Fr. combinaison.  kôbïnnêzôo (Tongeren), onderjupe (<fr.): ondərjau.p (Tongeren) onderjurk || onderjurk, onderkleed met lijfje en schouderbanden [N 24 (1964)] III-1-3