e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q162p plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schransen baffen: baffë (Tongeren, ... ) schransen || veel eten III-2-3
schreeuwen keken: kē̜.kǝ (Tongeren), kękǝ (Tongeren), nie kĕke (Tongeren), kweken: kwēkǝ (Tongeren), kwieken: kwīkǝ (Tongeren) Het schreeuwen van een varken ten teken van honger of bij het slachten. [N 19, 24; JG 1a, 1b; N 76, 33; monogr.; N 19, Q 111 add.] || Niet luid spreken! [ZND 30 (1939)] I-12, III-3-1
schreeuwen (van kleuren) briesen: brīēsë (Tongeren) schreeuwen (van kleuren) III-4-4
schrijfgerei houtskool: hǫtskō.l (Tongeren) De verschillende materialen en voorwerpen waarmee de aangeleverde zakken graan in de molen van een kenmerk worden voorzien. In Q 95 schrijft men de initialen van de klant of het huisnummer op de zakken. Dit kenteken noemt de molenaar een label (lā.bǝl). In P 120 bevestigt men een etiket (ętǝkɛt) aan de zakken.' [Coe 177; Grof 275] II-3
schrijftafel, bureau bureau: zowel meubel als kantoor  büró (Tongeren) bureau III-2-1
schrijven schrijven: sjrajvë (Tongeren) Noem het (dialect)woord voor: het "met een stift, pen, potlood, krijt enz. aanbrengen van letters of cijfers op papier of een ander vlak voorwerp"? [schrijven] [N 102 (1998)] III-3-1
schrikachtig schouw: šau̯ (Tongeren) Gezegd van schichtige, schuwe paarden, die angst hebben voor plotselinge geluiden en bewegingen. Zij slaan dan eventueel op hol, zodat zij streng aan de lijn gehouden dienen te worden. [JG 1a; N 8, 64j en 64k] I-9
schrobben schrobben: sjroebbë (Tongeren) schrobben III-2-1
schrobbezem bezem: beͅsəm (Tongeren, ... ), schrobborstel: sjroebbössël (Tongeren), šrubboͅsəl (Tongeren, ... ), šrup˂boͅ.səl (Tongeren), šrup˂boͅsəl (Tongeren) bezem om de vloeren mee te schrobben (boender, schrobbessem, wasser, luiwagen) [N 20 (zj)] || borstel; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || schrobborstel III-2-1
schrobzaag, sleutelgatzaag passe-partout: paspǝrtu (Tongeren), steekzeeg: stē̜k˲zē̜x (Tongeren), stootzeeg: stōt˲zē̜x (Tongeren) Handzaag met een smal, spits toelopend blad, die wordt gebruikt om midden in hout en langs gebogen lijnen te zagen. Soms wordt er voor het zagen van sleutelgaten een andere zaag van een vergelijkbaar type gebruikt, kleiner en met een ander handvat. Die wordt ook wel met de term ɛsleutelgatzaagɛ aangeduid. Zie ook afb. 13.' [N 53, 4-5; N G, 23c; monogr.; N 33, 330] II-12