e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q162p plaats=Tongeren

Overzicht

Gevonden: 5750
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
canon canon (lat.): de kaanon (Tongeren) Het op het sanctus volgende hoofdgedeelte van de mis, de canon = eucharistisch gebed. [N 96B (1989)] III-3-3
cape neusdoek: nø̄zduk (Tongeren), omhanger: ømhaŋəR (Tongeren), pelerine (<fr.): pɛlərin (Tongeren) cape, grote ~, versierd met kant, strikken en fluwelen garnering [umhanger] [N 25 (1964)] III-1-3
capuchon capuchon (fr.): Et. Fr. capuchon.  kappësjōo (Tongeren), kap: kap (Tongeren, ... ) capuchon van een regenmantel [tröt] [N 23 (1964)] || kap III-1-3
carambole carambole (fr.): kárambòl (Tongeren) het raken van de rode bal en één van de beide witte met de andere witte bal waarmee gespeeld wordt in een bepaald biljartspel [carambole, karbel, kerbol, karbelhouwogen] [N 112 (2006)] III-3-2
caramel wipper: wïppër (Tongeren) botercaramel in bloemsuiker III-2-3
cariës rotte tanden: ròttë taan (Tongeren), schaardemuil: sjôos van schaarde.  ën sjôosmāūl (Tongeren) Cariës: tandbederf, langzame vernietiging van het glazuur van de tand (wolf, rotte tanden, cariës). [N 107 (2001)] III-1-2
carnaval carnaval: In Tongeren wordt het Fr. woord weinig gebruikt; het meest gewone is [fst\\nuuv\\nt]  karnəval (Tongeren), Z.o. vêstënuòvënd (fêsten...).  kàrnëval (Tongeren) Carnaval: vastenavond. || Karnaval, vastenavond. III-3-2
carnavalsoptocht carnavalstoet: Korte oe.  dë kárnëvalstoet (Tongeren), cavalcade (fr.): Bekend in Tongeren is de vastenavondoptocht, die elk jaar, voor 1940, in Sint-Truiden gehouden werd.  kavəlkae:̞t (Tongeren), Én dë vùrrigë éef goenk mèt vêstënuòvëd ën kavvëlkàad aut.  kavvëlkàad (Tongeren), optocht: Syn. kòrtêesj, stoet.  òptòch (Tongeren), stoet: Syn. óptóch, kòrtêesj.  stoet (Tongeren) Cavalcade: Cavalcade. || Cavalkade, optocht met vele paarden, vastenavondoptocht. || de optocht met carnaval [cavalcade] [N 112 (2006)] || Optocht, stoet. || Stoet, optocht. III-3-2
carnavalsoptocht? cortge (fr.): Vgl. stoet, òptòch, mànnïfêstôsë, bëtógéng.  kòrtêesj (Tongeren) Stoet, optocht. III-3-2
castagnetten castagnetten: dë kastanjèttë (Tongeren) de twee bolletjes van hout of ivoor die men aan de vingers bindt en tegen elkaar slaat [klepperkens, klepper, castagnetten] [N 112 (2006)] III-3-2