25685 |
omzetten |
draaien:
drē̜ǝ (Q162p Tongeren)
|
Het met de graanschop omkeren van het op de graanzolder uitgespreide graan. [JG 1a, 1b, 2c]
I-4
|
34608 |
onderbak |
onderbak:
ondǝrbak (Q162p Tongeren)
|
Onder de kar opgehangen laadvloertje. [N 17, 86]
I-13
|
18584 |
onderbroek |
onderbroek:
óndërbroek (Q162p Tongeren)
|
onderbroek
III-1-3
|
32845 |
onderdelen van het zwenghout en de evenaar |
haken van de koppel:
hyø̜k ˲van dǝ kǫ.pǝl (Q162p Tongeren)
|
Voor de betrokken onderdelen zie men ook de afb. 98, 99 en 100. [N 11A, 103a + b + c; N 11A, 104a + b; div.; monogr.]
I-2
|
33450 |
onderdeur |
onderste deur:
ǫ.nǝrstǝ dø̄r (Q162p Tongeren),
onderste vleugel:
ǫ.nǝrstǝ vli.øgǝl (Q162p Tongeren)
|
Het onderste deel van een gehalveerde poortvleugel is meer voor dagelijks gebruik, bedoeld om toegang te verlenen aan voetgangers en kleine voertuigen (karretjes) en om, in gesloten stand, aan vee de doorgang te beletten. In plaats van een onderdeur kan ook een kleine hekdeur van latten gebruikt worden. Zie ook afbeelding 18.e bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 37c en 42d; monogr.]
I-6
|
18401 |
ondergoed |
interlock (eng.):
Van Dale: interlock (Eng.), 1. dubbel breigoed van fijne garens, waarbij de lussen in de dwarsrichting niet op dezelfde hoogte liggen; - 2. ondergoed van zulk weefsel.
intërlòk (Q162p Tongeren),
lijnwaad:
lai.vənt (Q162p Tongeren),
ondergoed:
o.ndəRgūt (Q162p Tongeren),
o.nərgu.t (Q162p Tongeren),
oͅndərgut (Q162p Tongeren),
óndërgōēd (Q162p Tongeren, ...
Q162p Tongeren)
|
ondergoed || Ondergoed, het algemene, gewone woord voor de onderkleding. [N 114 (2002)] || ondergoed, onderkleren [t onderdinge] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
33947 |
onderhaam |
onderhaam:
ōndǝrhām (Q162p Tongeren)
|
Twee met elkaar verbonden kussens die het paard onder het haam draagt, als dat te groot is. [N 13, 11; monogr.]
I-10
|
21579 |
onderhandelen |
onderhandelen:
ps. omgespeld volgens Frings.
ondər hāndələ (Q162p Tongeren)
|
Inventarisatie uitdrukkingen voor: in onderhandeling zijn over een bepaalde koop [in beding zijn met iemand?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
18257 |
onderhemd |
hemd:
hi.mə (Q162p Tongeren),
himə (Q162p Tongeren, ...
Q162p Tongeren),
hïmmë (Q162p Tongeren),
onderlijfje:
oͅndərleͅfkə (Q162p Tongeren)
|
hemd || hemd, hemden (mv.) [ZND B1 (1940sq)] || onderhemd, onderkledingstuk dat op het blote lijf gedragen wordt [im, emmek, hem, himp, kemsel, liejms, sjmies, vlok] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18313 |
onderjurk |
combinaison (fr.):
kombinəeson (Q162p Tongeren),
Et. Fr. combinaison.
kôbïnnêzôo (Q162p Tongeren),
onderjupe (<fr.):
ondərjau.p (Q162p Tongeren)
|
onderjurk || onderjurk, onderkleed met lijfje en schouderbanden [N 24 (1964)]
III-1-3
|