18941 |
iemand iets verwijten |
verwijten:
verwiete (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
iemand wijzen op een schuld of tekortkoming, of hem daarmee belasten [voorstoten, voorschieten, verwijten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18865 |
iemand kwaad maken |
tergen:
ps. invuller twijfelt over het antwoord!
terge ? (L318b Tungelroy),
transeneren:
trensenere (L318b Tungelroy)
|
iemand kwaad maken [tirtsen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19295 |
iemand luidruchtig berispen |
kwalijk nemen:
kwaolik neme (L318b Tungelroy),
uitpakken:
oetpakke (L318b Tungelroy)
|
iemand iets verwijten, kwalijk nemen en dat met luide stem kenbaar maken [de broek opnestelen, kijven, meegeven, belakken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19291 |
iemand prijzen |
bestuiten:
bestuute (L318b Tungelroy),
eeme bestoête (L318b Tungelroy),
stuiten:
stoete (L318b Tungelroy)
|
iemand prijzen og loven voor wat hij gedaan heeft [stuiten, bestuiten, velen] [N 85 (1981)] || iemand prijzen, lof toezwaaien
III-1-4
|
18895 |
iemand weerstaan |
bolwerken:
bolwerke (L318b Tungelroy),
volhouden:
volhoje (L318b Tungelroy)
|
het volhouden tegen iemand, iemand niet zijn zin geven [bolwerken, keephouden, het iemand staan] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19262 |
iemand zijn gang laten gaan |
betijen:
betieje (L318b Tungelroy),
gewhren (du.):
gewaere (L318b Tungelroy)
|
toestaan een handeling te verrichten [laten begaan, betijen, getijen, gewaren, loslaten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20444 |
iemands overlijden aanzeggen |
noden:
nuuje (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy),
NB: "de buurvrouwen hielden de nachtwake en maakte het eten klaar
nuëje (L318b Tungelroy),
ter lijk noden:
ter liek nuje (L318b Tungelroy),
ter liêk nuëje (L318b Tungelroy)
|
buren en kennissen op iemands begrafenis uitnodigen [bidden, in de rouw verzoeken] [N 87 (1981)] || de uitnodingskaarten rond brengen (ook mond.) || op de begrafenis uitnodigen || ter begrafenis noden, "ter lijk noden"[tser liech róffe] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
24635 |
iep |
iep:
iep (L318b Tungelroy),
WLD
iep (L318b Tungelroy)
|
De iep; een snel groeiende boom die tot 18 m hoog kan worden me een brede kroon; vele iepen worden het slachtoffer van de iepziekte en verdwijnen snel (iep, olm) [N 82 (1981)] || iep
III-4-3
|
18859 |
iets in acht nemen |
waren:
ware (L318b Tungelroy),
zorgen:
zörge (L318b Tungelroy)
|
zorg dragen voor, in acht nemen [waren] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25081 |
iets onbelangrijks, nietigheid |
mussentimmer:
(eig. takjes, veertjes e.d. waarmee een mus of kleine vogel zn nest maakt).
mössetummer (L318b Tungelroy),
prul:
prul (L318b Tungelroy)
|
een voorwerp zonder waarde; een zaak van geen enkel belang [nietlig, nietigheid, dodeman, lacheding] [N 91 (1982)] || nietig spul, fijn werk
III-4-4
|