e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tungelroy

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
knikkebenen kwakken: kwakke (Tungelroy) lopen: met doorknikkende knieën lopen [kwakken] [N 10 (1961)] III-1-2
knikker klits: klits (Tungelroy), knikker: knikker (Tungelroy), knekker: Nederland (- Budel en Weert), Lommel, Lommel-Kolonie, Neerpelt.  knekər (Tungelroy), Soms ook wel het Royer woord "huûve"mv., of dat uit Weert "maâle"gebruikt.  knikker (Tungelroy), marbel: márrebel (Tungelroy), pottenbal: Eig. Royers.  pottebâl (Tungelroy) Alg. stuiter. || Balletjes van gebakken aarde, steen, marmer of glas [bolbaai, kets, kaaischeut, jibber, klits, ket, til, knipper, knot, marbol, marbel, mölmer, kaster, kasser, huuf, köls, kölster, vrenkel]. [N 88 (1982)] || Kloot, bal, knikker. || Knikker. || Stuiter (van marmer of porcelein). III-3-2
knikkeren knikkeren: knikkere (Tungelroy, ... ), kulsen: kø͂ͅlsə (Tungelroy) Knikkeren. || Over het knikkerspel: het knikkeren. [N R (1968)] III-3-2
knikkerkuiltje knikkertenkuiltje: knikkertekuulke (Tungelroy), kuiltje: kulke (Tungelroy), putje: pøͅtjə (Tungelroy) Een holletje in de grond, door de kinderen gebruikt bij het knikkeren? [DC 21 (1952)] || Het holletje in de grond bij t knikkeren [kuil, kuiltje, putje, O, demke]. [N 88 (1982)] III-3-2
knikkers laten stuiteren blutsen: Ook kneuzen, indeuken.  blötse (Tungelroy) Stuiteren van kaatsebal. III-3-2
knipogen een oogje knippen: ein uigske knippe (Tungelroy), een oogje schieten: ein uigske sjeete (Tungelroy), knipogen: knipauge (Tungelroy), knipouge (Tungelroy) knipogen || Knipogen: een oog even sluiten en weer openen, als teken van verstandhouding (knipogen, pinken). [N 84 (1981)] III-1-1
knobbels in de uier heiligheid: heiligheid (Tungelroy), knobbels: knōbǝls (Tungelroy) Knobbels die in de uier kunnen ontstaan bij uierontsteking. [N 52, 5c; A 48A, 10c] I-11
knobbelzwaan knobbelzwaan: knobbelzwaan (Tungelroy) zwaan: knobbelzwaan (152 dezelfde als de tamme zwaan [N 09 (1961)] III-4-1
knoeien brassen: brasse (Tungelroy) morsen III-2-3
knoest aas: WLD  (h)oas(t) (Tungelroy), knar: knar (Tungelroy), knoest: WLD  knoes (Tungelroy), knoes(t) (Tungelroy), stop: stop (Tungelroy) Een harde, ruwe uitwas aan een boom (knoes, kwar, aast, knoop, inwas, knoest). [N 82 (1981)] || Een harde, ruwe uitwas aan een boom (knoes, kwar, aast, knoop, inwas, knoest).Een harde, ruwe uitwas aan een boom (knoes, kwar, aast, knoop, inwas, knoest). [N 82 (1981)] || knoest in hout || kwast in hout III-4-3