e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P121p plaats=Ulbeek

Overzicht

Gevonden: 1870
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hoepel reep: reip (Ulbeek), ring: reenk (Ulbeek, ... ) Een hoepel (ijzeren of houten ring die door de kinderen voortgedreven wordt). [ZND 27 (1938)] III-3-2
hoepelen repen: reipe (Ulbeek), ringen: reengen (Ulbeek), reënge (Ulbeek), ringrijden: renkrèje (Ulbeek), /  renkrèje (Ulbeek) / [SND (2006)] || Hoe heet: met zon ring [hoepel] spelen? [ZND 27 (1938)] || Lievelingsspel 2. [SND (2006)] III-3-2
hoesten hoesten: hoesten (Ulbeek) zachtjes hoesten, kuchen [ZND 29 (1938)] III-1-2
hoeveelheid halmen voor een halve schoof hoop: hǫűp (Ulbeek) In het zuiden van Belgisch Limburg waar met de zicht wordt gemaaid kent men het begrip "ongebonden halve graanschoof"; de maaier haalt met één keer inkappen en uitwinnen de hoeveelheid halmen voor een halve schoof bijeen. In de rest van het onderzoeksgebied komt het begrip niet voor. Zie ook de algemene toelichting bij deze paragraaf en kaart 19. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; Goossens 1963, krt. 29; monogr.] I-4
hommel hommel: ook in ZND 01, a-m  hommel (Ulbeek) hommel [ZND 27 (1938)] III-4-2
homp, brok, klont klot: klot (Ulbeek) kluit [ZND 28 (1938)] III-4-4
hond hond: hōͅ.nt (Ulbeek) hond [Goossens 1b (1960)] III-2-1
hondenhok hondstal: hoͅntstāl (Ulbeek) hondenhok [ZND 38 (1942)] III-2-1
honing honing: hȭ.neŋ (Ulbeek) Produkt door de bijen uit bloemvocht of nectar bereid en afgezet in de cellen van de raten. Honing is een zoete stof die door mensen als voedingsmiddel wordt gebruikt. [N 63, 43b; N 63, 111; L 1a-m; L 35, 105; S 14; S 38, JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 128; A 9, 8; monogr.] II-6
honingpers pers: pãs (Ulbeek) Apparaat waarmee de gevulde honingraten geperst worden om zo de honing te oogsten. De honingpers was al in gebruik bij de korfteelt. Men kent verschillende vormen vervaardigd van onder meer eike- of beukehout. Een honingpers is voorzien van een kuip waarin de geperste honing opgevangen wordt. Verder is er een hendel en een schroef waarmee men het persblok vastdraait op de zak met ruwe honing. [N 63, 122a; JG 1a+1b; JG 2b-5; N 63, 122c; monogr.] II-6