e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ulbeek

Overzicht

Gevonden: 1870
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
elektrische tram elektrieken tram: elletrike lamp (Ulbeek), elektriekse tram: elletriksche tram (Ulbeek), elektrische tram: électrisschen tram (Ulbeek) Een electrische tram. [ZND 34 (1940)] III-3-1
ellende (lijden) armoede: heeə ziet in de erreuwei (Ulbeek), ellende: Heeə ziet in de ellende (Ulbeek), Hije ziet èn de ellende (Ulbeek), ich ben zik van ellende (Ulbeek), Ig bin zik van de ellende (Ulbeek), misere: ich bən zik va misere (Ulbeek), miserie: Hije ziet èn de miserie (Ulbeek), misre: hiej zit in de misere (Ulbeek), ich ben zik van meseiəre (Ulbeek) Hij zit in de ellende. [ZND 35 (1941)] || Ik ben ziek van ellende. [ZND 35 (1941)] III-1-4
emmer tob: toͅp (Ulbeek, ... ) emmer [ZND 08 (1925)], [ZND 24 (1937)] III-2-1
engel engel: innen eengel twie eengelen (Ulbeek), innen eengel twiee eengele (Ulbeek), nen ingel twie ingele (Ulbeek) Een engel, twee engelen. [ZND 34 (1940)] III-3-3
engerling, larve van de meikever engerling: eingerlin(g) (Ulbeek), made: moaw (Ulbeek) engerling, meikeverlarve [ZND 34 (1940)] III-4-2
enten greffelen: greffele (Ulbeek), oculeren: okuleren (Ulbeek) [ZND 34 (1940)] I-7
entre-deux entre-deux: entre-deux (Ulbeek), kantje: kɛntjǝ (Ulbeek) Kanten tussenzetsel in een gordijn, een schort, een kleed enz. [N 62, 81b; N 62, 81a; L 35, 5] II-7
envelop envelop (<fr.): `n avelop (Ulbeek) een omslag (van een brief) [ZND 39 (1942)] III-3-1
epidemie ziekte die aanhalig is: ōānhalig (Ulbeek), ziekte die besmettelijk is: dij zikte is besmettelək (Ulbeek) die ziekte is besmettelijk [ZND 32 (1939)] III-1-2
erf goed: gut (Ulbeek) I-7