22358 |
hoepel |
reep:
reip (P121p Ulbeek),
ring:
reenk (P121p Ulbeek, ...
P121p Ulbeek)
|
Een hoepel (ijzeren of houten ring die door de kinderen voortgedreven wordt). [ZND 27 (1938)]
III-3-2
|
22359 |
hoepelen |
repen:
reipe (P121p Ulbeek),
ringen:
reengen (P121p Ulbeek),
reënge (P121p Ulbeek),
ringrijden:
renkrèje (P121p Ulbeek),
/
renkrèje (P121p Ulbeek)
|
/ [SND (2006)] || Hoe heet: met zon ring [hoepel] spelen? [ZND 27 (1938)] || Lievelingsspel 2. [SND (2006)]
III-3-2
|
18018 |
hoesten |
hoesten:
hoesten (P121p Ulbeek)
|
zachtjes hoesten, kuchen [ZND 29 (1938)]
III-1-2
|
33034 |
hoeveelheid halmen voor een halve schoof |
hoop:
hǫűp (P121p Ulbeek)
|
In het zuiden van Belgisch Limburg waar met de zicht wordt gemaaid kent men het begrip "ongebonden halve graanschoof"; de maaier haalt met één keer inkappen en uitwinnen de hoeveelheid halmen voor een halve schoof bijeen. In de rest van het onderzoeksgebied komt het begrip niet voor. Zie ook de algemene toelichting bij deze paragraaf en kaart 19. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; Goossens 1963, krt. 29; monogr.]
I-4
|
24324 |
hommel |
hommel:
ook in ZND 01, a-m
hommel (P121p Ulbeek)
|
hommel [ZND 27 (1938)]
III-4-2
|
25062 |
homp, brok, klont |
klot:
klot (P121p Ulbeek)
|
kluit [ZND 28 (1938)]
III-4-4
|
19784 |
hond |
hond:
hōͅ.nt (P121p Ulbeek)
|
hond [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|
19782 |
hondenhok |
hondstal:
hoͅntstāl (P121p Ulbeek)
|
hondenhok [ZND 38 (1942)]
III-2-1
|
21043 |
honing |
honing:
hȭ.neŋ (P121p Ulbeek)
|
Produkt door de bijen uit bloemvocht of nectar bereid en afgezet in de cellen van de raten. Honing is een zoete stof die door mensen als voedingsmiddel wordt gebruikt. [N 63, 43b; N 63, 111; L 1a-m; L 35, 105; S 14; S 38, JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 128; A 9, 8; monogr.]
II-6
|
28675 |
honingpers |
pers:
pãs (P121p Ulbeek)
|
Apparaat waarmee de gevulde honingraten geperst worden om zo de honing te oogsten. De honingpers was al in gebruik bij de korfteelt. Men kent verschillende vormen vervaardigd van onder meer eike- of beukehout. Een honingpers is voorzien van een kuip waarin de geperste honing opgevangen wordt. Verder is er een hendel en een schroef waarmee men het persblok vastdraait op de zak met ruwe honing. [N 63, 122a; JG 1a+1b; JG 2b-5; N 63, 122c; monogr.]
II-6
|