24402 |
visaas |
aas:
oas (Q097p Ulestraten)
|
aas [SGV (1914)]
III-4-2
|
30189 |
vitsen |
vitsen:
vetšǝ (Q097p Ulestraten)
|
Vlechtwerk vervaardigen voor de wanden van gebouwen met vakwerk. In L 318b werd dit werk verricht door de 'tuiner' ('tȳnǝr'). In een aantal plaatsen, bijvoorbeeld in Q 111, leverde ook de strodekker gevlochten wanden voor de huizenbouw. In Q 83 gebruikte men 'hondshout' ('hǫnshōt'), een makkelijk te klieven houtsoort, voor het vlechtwerk van lemen huizen. Zie ook het lemma 'Reephout'. [N 4A, 53g; N F, 56a; monogr.]
II-9
|
20727 |
vlaai |
vlaai:
vlaaj (Q097p Ulestraten)
|
Vla, bekend cirkelvormig gebak met vulling (vlaoj, flaaj, tabbeschaas?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20730 |
vlaai met deegdeksel |
slof:
sjlof (Q097p Ulestraten),
toeslag:
toesjlaag (Q097p Ulestraten)
|
Vla met deksel van deeg (dekselvlaoj, slof, toeslaag?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20731 |
vlaai met reepjes deeg |
taart:
toert (Q097p Ulestraten)
|
Vla waarover kruislings reepjes van deeg zijn gelegd (lödderkesvlaa?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20729 |
vlaaienvulling |
spijs:
sjpies (Q097p Ulestraten)
|
Vruchtenmoes dat op de vla gesmeerd wordt (spijs?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
21424 |
vlaams |
vlaams:
vlaams (Q097p Ulestraten)
|
Vlaams; bijvoeglijk naamwoord - [DC 47 (1972)]
III-3-1
|
30136 |
vlaams verband |
vlaams verband:
vlāms ˲vǝrbant (Q097p Ulestraten)
|
Verband, doorgaans toegepast bij muren dikker dan een halve steen, waarbij in iedere laag zowel koppen als strekken zijn verwerkt. Het verband is als volgt opgebouwd: eerste laag: drieklezoor, kop, strek, kop, strek, kop; tweede laag: kop, strek, kop, strek, kop, strek; derde laag: drieklezoor, kop, strek, kop, strek, kop, strek, enz. (Westra, pag. 20). De volgorde van de verschillende lagen kan variëren. [N 31, 24e; monogr.]
II-9
|
24266 |
vlaamse gaai |
markolf:
merkef (Q097p Ulestraten)
|
Hoe heet de Vlaamsche gaai? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
25003 |
vlak, gelijk |
vlak:
vlaak (Q097p Ulestraten)
|
vlak [SGV (1914)]
III-4-4
|