33494 |
appelboom |
appelboompje:
Vraag: "appelboomjes", diminutief gelaten; enkelvoud opgenomen
appelbuimke (Q014p Urmond)
|
[DC 03 (1934)]
I-7
|
20698 |
appelmoes |
appelmoes:
Syst. WBD
appelmoos (Q014p Urmond),
prut:
prut (Q014p Urmond)
|
Appelmoes (appelpommee?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
21119 |
appels van de boom schudden |
afschuddelen:
WBD/WLD
aafsjöddələn (Q014p Urmond)
|
Appels van de boom schudden (muiken). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
20744 |
appeltaart |
appelvlaai:
appelvlaaj (Q014p Urmond),
taartenpom:
Syst. WBD
tartepom (Q014p Urmond)
|
Appeltaart (tartepom?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20753 |
appeltaartje |
toeslag:
Syst. WBD
toeslaag (Q014p Urmond),
toeslagje:
toeslaegske (Q014p Urmond)
|
Appeltaartje (tartepumke, toeslaag?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
24119 |
appelvink |
appelvink:
appelvenk (Q014p Urmond),
appelvènk (Q014p Urmond)
|
appelvink (18 grote snavel, kort staartje; grote vogel; zeer schuw; zeldzaam; vreet vruchtenpitten; roep [ptik] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
22451 |
aprilgrap |
aprilgrap:
aprilgrap (Q014p Urmond)
|
De onzinnige boodschap op 1 april [aprilvis, aprilzaad, zikkelzaad]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21848 |
arbeid |
werk:
wèrk (Q014p Urmond)
|
het werken, het arbeiden [foter, werk] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
25272 |
are, maat van 100 m2 |
are:
aar (Q014p Urmond)
|
de maat die een oppervlakte aangeeft van 100 vierkante meter [are] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
33100 |
aren lezen |
zomeren:
zø̄mǝrǝ (Q014p Urmond)
|
Het oprapen en verzamelen van de achtergebleven aren op het veld. Het was vroeger gewoonte de aren die op het pasgemaaide en geoogste veld achterbleven, te laten liggen, zodat behoeftigen deze konden verzamelen. Het was een vorm van armenzorg. [N 15, 35; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 39, 40; Lu 3, 6; R [s], 31; R 3, 68; monogr.; add. uit A 23, 16.2]
I-4
|