18258 |
hoge hoed |
cilinder:
cilinder (Q014p Urmond)
|
hoed, hoge ~, gedragen bij rouwgelegenheden [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20448 |
hoge hoed bij begrafenis |
cilinder:
cilinder (Q014p Urmond)
|
hoed, hoge ~, gedragen bij rouwgelegenheden [N 25 (1964)]
III-2-2
|
18352 |
hoge rijgschoen |
bottine:
bottines (Q014p Urmond)
|
rijgschoenen, hoge ~ voor dames [petiens, bottines] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18349 |
hoge waterdichte schoen |
stevel:
stevelen (Q014p Urmond)
|
schoenen, hoge waterdichte ~ met waterkap [snöwschoen, tongschoen] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
21866 |
hogen |
hogen:
huègən (Q014p Urmond)
|
de eerder geboden som verhogen op een veiling [hogen, een hoog zetten] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
33073 |
hok opbinden |
binden:
bęnjǝ (Q014p Urmond)
|
Het leggen van een band om de koppen van de schoven als deze in een hok bijeengezet worden. Het voorwerp van het werkwoord is steeds "hok, stuik". De volgorde van de varianten van het type binden is zoals in het lemma ''schoven binden'' (4.6.2). [N 15, 33; monogr.]
I-4
|
24324 |
hommel |
hommel:
homel (Q014p Urmond, ...
Q014p Urmond),
WBD/WLD
homəl (Q014p Urmond)
|
Hoe noemt u een soort bij: groot, breed gebouwd en meestal kleurig behaard (bruinrood of geel) (hommel) [N 83 (1981)] || hommel [DC 09 (1940)], [SGV (1914)]
III-4-2
|
20524 |
homp brood |
richel:
richəl (Q014p Urmond),
stuk:
stök (Q014p Urmond)
|
homp; Hoe noemt U: Een dik stuk brood (homp, fomp, facht, hoft, knods, knoft, kreeuw) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19784 |
hond |
hond:
hŏndj (Q014p Urmond)
|
hond [SGV (1914)]
III-2-1
|
19782 |
hondenhok |
hondskooi:
oi = in fr. mois
honts-koij (Q014p Urmond)
|
hondenhok [DC 10 (1941)]
III-2-1
|