22897 |
aswoensdag |
asselegoensdag:
ĕsjelegoonsdig (Q014p Urmond)
|
Aschwoensdag [SGV (1914)]
III-3-3
|
21904 |
atelier |
werkplaats:
wirkplaats (Q014p Urmond)
|
de ruimte, ingericht om er te werken met gereedschappen en/of machines [atelier, werkplaats] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
33499 |
augurk |
augurk:
WBD/WLD
ogurk (Q014p Urmond)
|
Een soort van kleine komkommer die vaak in azijn wordt ingemaakt; een augurk (canichon, augurk). [N 82 (1981)]
I-7
|
21137 |
auto |
auto:
ówtoo (Q014p Urmond)
|
een bestuurbaar voertuig op 3 of meer wielen, voortbewogen door een zich daarin bevindende motor, meestal gedreven door benzine [auto, wagen, kar, tuffer] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
22370 |
autoped |
autoped:
autoped (Q014p Urmond)
|
Het speeltuig bestaande uit een plankje op twee kleine wielen met een stuurstang waarop men door afzetten met de voet rijdt [autoped, glijer, step, aveseerplankje]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
25073 |
averechts, achterstevoren |
verkeerd:
vərkjért (Q014p Urmond)
|
niet de goede zijde tonend [averechts, verhard, verkeerd, keeraats] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
20582 |
avondmaal |
avondeten:
aovendaeten (Q014p Urmond),
aovendeten (Q014p Urmond),
aoventaete (Q014p Urmond),
aoventééte (Q014p Urmond),
aovənt étən (Q014p Urmond),
eten:
èten (Q014p Urmond)
|
de laatste maaltijd van de dag (verschil tussen zomer en winter [N 06 (1960)] || maaltijden; Hoe noemt U: Namen voor de verschillende maaltijden, afhankelijk van de tijd van de dag, eventueel van het jaar [N 80 (1980)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 19 à 20 uur [ZND 18G (1935)]
III-2-3
|
20546 |
azijn |
eedje:
èètjə (Q014p Urmond),
éétjə (Q014p Urmond)
|
azijn; Hoe noemt U: De zure vloeistof bestaande uit azijnzuur en water, die o.a. gebruikt wordt bij het bereiden en conserveren van spijzen (azijn, arzijn, eek) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18282 |
baalschort |
balenscholk:
ballesjölk (Q014p Urmond)
|
voorschoot van jute of grof linnen of een als schort gebruikte baalzak [slobbert, baolscholk, baalslop, pleggert, plekker] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
22321 |
baantje glijden op het ijs |
keien:
kejje (Q014p Urmond, ...
Q014p Urmond),
kĕjen (Q014p Urmond),
kéije (Q014p Urmond)
|
Baantje glijden [siddere, slibbere, sleure, kejje]. [N 07 (1961)] || glijden [SGV (1914)]
III-3-2
|