20649 |
schol |
schol:
WBD/WLD
sjol (Q014p Urmond)
|
Hoe noemt u de schol: een platvis die tot 70cm lang kan worden. Hij heeft een rij benige uitsteeksels tussen het oog en de nabije borstvin. Op het lichaam komen mooie oranje vlekken op een grijsbruine ondergrond voor (plaat, pladijs, schol, schar) [N 83 (1981)]
III-2-3
|
22371 |
schommel |
schokkel:
sjokkel (Q014p Urmond),
sjoͅkəl (Q014p Urmond)
|
Het speeltuig bestaande uit een tussen twee neerhangende touwen bevestigde plank, waarop men door zich af te zetten heen en weer zweeft [schommel, touter, stuur, rui, boeis]. [N 88 (1982)] || schommel [SGV (1914)]
III-3-2
|
22372 |
schommelen |
schokkelen:
sjoͅkələ (Q014p Urmond)
|
Zich op een schommel heen en weer bewegen [ruien, touteren, sturen, knijen, koggen, boeizen, rijtakken, rijrepen, toetouteren, takkenijen, hoeierzen, beizen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21277 |
school |
school:
šo.əl (Q014p Urmond)
|
school [RND]
III-3-1
|
21427 |
schoolhoofd |
hoofd:
hoof (Q014p Urmond)
|
het hoofd van een lagere school [bovenmeester, bovenkoster] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21286 |
schoolkinderen |
schoolkinderen:
ṣo.əlkɛ.ijnjər (Q014p Urmond)
|
schoolkinderen [RND]
III-3-1
|
21366 |
schoolopziener |
schoolopziener:
sjoalopzeener (Q014p Urmond)
|
schoolopziener [SGV (1914)]
III-3-1
|
20354 |
schoondochter |
schoondochter:
šu̯andoͅxtər (Q014p Urmond)
|
schoondochter [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20352 |
schoonmoeder |
schoonmoeder:
šu̯anmōdər (Q014p Urmond)
|
schoonmoeder [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20351 |
schoonouders |
schoonouders:
šu̯anau̯ərs (Q014p Urmond)
|
schoonouders [DC 05 (1937)]
III-2-2
|