e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Urmond

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
weerlichten weerlichten: et wéérlicht (Urmond), wéérlichte (Urmond), zeebranden: zaejbrenne (Urmond), ww  zéejbrenne (Urmond) bliksemen in de verte zonder dat het dondert [weerlichte] [N 06 (1960)] || weerlicht waarvan men de eigenlijke straal niet ziet, oplichtend aan de horizon [zeebrand] [N 22 (1963)] III-4-4
weerlichtx weerlicht: wèrleeg (Urmond), zeebrand: dao is zaebrandj (Urmond), zaebréndj (Urmond), zjìebrenjt (Urmond) bliksemen in de verte zonder dat het dondert [weerlichte] [N 06 (1960)] || weerlicht waarvan men de eigenlijke straal niet ziet, oplichtend aan de horizon [zeebrand] [N 22 (1963)] III-4-4
weersgesteldheid weer: weer (Urmond), wɛ̄r (Urmond), ps. boven de è staat nog een lengteteken; deze combinatieletter is niet te maken.  wèr (Urmond) weer [DC 03 (1934)], [SGV (1914)] III-4-4
weerstand biedend wreed in de muil: vrē̜ en dǝ mul (Urmond), vrē̜i̯ en dǝ mul (Urmond) Hard in de bek, minder gevoelig voor de toom. Het paard verzet zich tegen het trekken, vooral bij het begin van een nieuw of lang niet gedaan werk, of als het hard moet trekken. [N 8, 64e] I-9
weerwolf weerwolf: wärwouf (Urmond) weerwolf [SGV (1914)] III-3-3
weg weg: wɛ.x (Urmond) weg [RND] III-3-1
weggrissen snappen: snàppən (Urmond) grissen: Snel wegnemen (grissen, ritsen, keuteren, graaien). [N 84 (1981)] III-1-2
wegkwijnen achteruitgaan: achtəroetgaon (Urmond) (Weg)kwijnen: langzaam achteruitgaan, gezegd van een zieke (kwijnen, kwelen, pratten, afteren). [N 84 (1981)] III-1-2
wegwijzer wegwijzer: wééchwiezər (Urmond) een plank, bord, enz. met de richting van de weg, de afstand enz. (hand, handwijzer, wegwijzer) [N 90 (1982)] III-3-1
wei groes: grǫu̯s (Urmond), wei: wē̜i̯ (Urmond), węi̯ (Urmond, ... ), węi̯ǝ (Urmond) Dunne, zoete vloeistof die, na de afscheiding van de kaasstof, van de melk overblijft. [L 27, 30 en 31; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 7, 15, 27 en 28; L 2, 7; A 9, 15a en 15b; S 15; Ge 22, 65 en 128; monogr.] || In het algemeen een stuk weiland of grasweide waar het vee graast. Bedoeld is een niet-omheinde weide. [N 14, 50a; N 14, 50b; N 5AøIIŋ, 76d; N 5AøIIŋ, 76e; N M 4a; L 19B, 2a!; L A2, 430; L 4, 40; L 32, 45; JG 1b, 1d, 2c; A 10, 3; A 3, 40; RND 20; Wi 4; R; S 43; Vld.; N 14, 129 add.; monogr.] I-11, I-8